“Over mijn rug”

Lange rijen op Schiphol vanwege de staking van de bagagemedewerkers, de minister van Tuvalu die de Klimaattop toespreekt terwijl hij met zijn benen in de zee staat, het boze gezicht van Gretha Thunberg terwijl ze de wereldleiders in New York aanklaagt…


Dit zijn de ongemakkelijke beelden van protest. Protesten van werknemers die met belachelijk lage lonen onze plezierreisjes mogelijk maken. Protesten van kleine eilandstaten die nauwelijks bijdragen aan de stijging van de zeespiegel, maar er wel als eerste de gevolgen van merken. Protesten van kinderen die we een steeds minder bewoonbare aarde met een ontregeld klimaat nalaten.
Over hún ruggen wordt er geld verdient, luxe geleefd en decadent gefeest. En lang zijn ze stil geweest. Maar nu richten ze zich op en zeggen ze: die rug die het zo moet ontgelden, dat is míjn rug! Wij zijn niet anoniem. Je kunt ons niet zomaar vertrappen.

Psalm 129 gaat ook over mensen die het zwaar hebben moeten ontgelden. Ze zijn uitgebuit, misbruikt, vertrapt. Er zijn ploegen over hun ruggen getrokken. Maar ze zijn niet gebroken. Ze hebben hun rug gerecht en zeggen: al dit machtsmisbruik en geweld heeft niet het laatste woord. Het recht is aan onze kant. De Heer laat jullie misschien los, waardoor het lijkt dat jullie alles kunnen maken. Maar Hij houdt óns vast, en daarom zullen wij nooit vergaan. Terwijl jullie zullen vergaan als het gras op het dak.

Het zijn heftige woorden. Helemaal als je net uit psalm 128 komt, waarin het goede welvarende gezegende leven bejubeld werd. Misschien is het wel omdat we vanuit dat welvarend gezegende leven zo eenvoudig kunnen afdwalen naar een leven dat uiteindelijk nóg meer comfort en welvaart zoekt over de rug van anderen.

Waar psalm 128 gaat over zegen, gaat 129 over vloek. De vloek is dat de Heer niet is met de vertrappers. Wat er op hun akker groeit, is niet duurzaam. Hun werk houdt niet stand. Deze vloek legt Psalm 129 in de mond van iedereen die te maken heeft met onderdrukking, misbruik of uitbuiting.

Maar wat moet je ermee als jij niet kan zeggen dat je vertrapt wordt, en dat jouw rug geen centje pijn lijdt?

Wees dan in de eerste plaats stil, en luister of je om je heen stemmen hoort die protesteren tegen onrecht. En haast je vervolgens om naast die mensen te gaan staan. Dien ze niet direct van repliek, maar ga eens naast hen staan in hun protest. Besef hoe God zich altijd weer heeft verbonden aan de onderdrukten en de vertrapten. Denk aan de woorden van Jezus. Denk aan de mensen die hij opzocht. Denk aan hoe uiteindelijk zijn eigen rug werd opengehaald.

Het vraagt misschien iets van je om beschadigde mensen op te zoeken. Ze kunnen zo akelig duidelijk laten merken dat ze gekwetst zijn. Dit kan je afschrikken en afremmen. Maar laat je dan aanmoedigen met de hoop dat er bij hen misschien wel iets heel kostbaars te vinden is. Want juist vanuit het midden van dat beschadigde en gekwetste volk Israël klinkt de zegen die we horen in het laatste vers:

“Wij zegenen u in de naam van de Heer”
Door wie laat jij je vandaag zegenen?