Stel je voor: er is iemand overleden en jij bent de erfgenaam. Al gauw kom je er achter dat de boekhouding niet deugt. En de ene na de andere rekening komt op jouw bord terecht. Er is zelfs in jouw naam een hypotheek afgesloten! De overledene heeft schulden gemaakt, en jij zit met de gevolgen.

Ik sprak laatst iemand die dit heeft meegemaakt. Het was alsof de grond onder haar voeten wegzakte. Ze besefte ineens hoe kwetsbaar ze was en vertelde hoe dit haar ook enorm waakzaam heeft gemaakt. Ze moest elk dubbeltje omdraaien. Bij elke envelop die er op de deurmat viel, hield ze haar hart vast. Ze deed bij wijze van spreken geen oog dicht.


Het kost veel, letterlijk én figuurlijk, om te leven met de gevolgen van een slechte boekhouding.
De Israëlieten in de ballingschap ervaren dit aan den lijve. Als erfgenamen van hun ongehoorzame voorouders leven ze met de gevolgen van een slechte geestelijke boekhouding. Ze zijn in een duistere situatie beland, waarin het kwaad lijkt te gaan winnen. Door de zonde is de grond van het beloofde land onder hun voeten weggezakt en bevinden ze zich nu in de diepte van de ballingschap. Daar leven ze als een kwetsbare minderheid te midden van heidense volken. Voortdurend op hun hoede. Een golf van volkswoede kan zich plotseling op de joden richten. Een nieuwe leider kan hen zomaar als zondebok aanwijzen. Ze kunnen geen oog dichtdoen.

Vanuit deze diepte roept Israël echter tot God. Vanuit de overtuiging dat bij Hem vergeving is. Als hij als een boekhouder alle zonden zou bijhouden, dan zou je pas écht wegzakken. Maar nee, bij God is vergeving. En dat is een zaak van leven en dood. Zonder vergeving houdt niemand stand. Maar omdat God vergeeft, leven wij. En leven is loven. Daarom wordt Hij geëerd met diep ontzag.

Het lijden is nadrukkelijk aanwezig in deze psalm. Het wordt benoemd. Het wordt niet verklaard, het wordt niet gerelativeerd, het wordt niet ontzenuwd. Lijden is realiteit. Omdat zonde realiteit is. En soms kan je daarom alleen maar wachten. Wachten tot de golf voorbij is. Wachten tot de pijn verminderd is. Wachten tot er weer een straaltje licht komt.

Psalm 130 maakt van deze nood een deugd. Je bent volkomen machteloos en kan niets anders dan wachten. Maar juist het wachten blijkt de weg van hoop. Door in het wachten uit te zien naar de Heer en te verlangen naar zijn woord, krijgt jouw wachten een bijzondere waardigheid. De waardigheid van een wachter die ’s nachts over de muren loopt en de wacht houdt over een kwetsbare, slapende stad.

Hoe eindeloos die uren ook lijken te duren, hoeveel rondjes je ook over die muur gaat, je wéét dat uiteindelijk de morgen zal komen. En áls dat kostbare moment aanbreekt, ben jij de eerste die het ziet.

Als je niets anders kan dan wachten, wacht dan waardig. Zie uit naar de Heer en verlang naar zijn Woord. Bij Hem is vergeving. Hij bevrijdt Israël uit al zijn zonden. Ja, ik lees het goed, hier staat ‘bevrijden uit zijn zonden’, en niet ‘bevrijden van zijn zonden’. Met dat woordje ‘uit’ wordt teruggegrepen op vers 1, waar staat ‘uit de diepte roep ik tot u’. Het is de diepte van de ellendige gevolgen van de zonde, van jouzelf, van je partner, en van jouw voorouders.

Hoop op God, want Hij zal zijn kinderen uit al die diepten ‘uitleiden’. Dat deed hij al keer op keer: uit Egypte, uit het diepste van de zee, uit de greep van Davids vijanden, uit de buik van de zeemonster, uit de ballingschap, uit de macht van de dood. En je mag de hoop vasthouden dat hij ook jou zal uitleiden, uit jouw diepte. Wacht maar!