Psalm 148
Ik kan me nog herinneren dat jaren geleden we vaak een soort van kinderliedje zongen wat begon met ‘zie ik sterren aan de hemel staan’ (https://www.youtube.com/watch?v=vnOq1qV1ZZI) en wat dan verder gaat met dat je God Vader mag noemen, dat Hij je roept uit het duister tot zijn licht en dat Hij je elke dag in zijn handen draagt. In mijn kinder- en pubertijd had ik mijn slaapkamer op zolder en als ik dan over de trap naar mijn kamer ging zag ik ook echt door zo’n schuin kantelraam de sterren in de lucht. En het had iets mysterieus, iets moois en groots, iets wat eigenlijk niet echt te beschrijven is.
Ps.148 is in twee gedeeltes in te delen: (1.) De eerste zes verzen gaan over de hemel en hemellichamen en de oproep aan hen om God te loven. (2.) Het tweede gedeelte, de verzen 7 t/m 14 richt de oproep om God te loven tot de aarde en haar bewoners.
God loven. Dat is de belangrijkste boodschap van deze Psalm. Eigenlijk van de Psalmen 146 t/m 150. De laatste vijf Psalmen vormen de afsluiting van het hele Psalmenboek en zijn één grote lofzang. Het Halleluja vliegt je als het ware om de oren. En net als de Hallel-Psalmen, 113-118, worden ook deze afsluitende Psalmen wel Hallel-Psalmen genoemd. De opdracht is om God te loven, te aanbidden, Hem eer te brengen. En het lijkt wel alsof de volgorde van de schepping wordt gevolgd: van de hemel naar de aarde, van de inwoners van de hemel naar de inwoners van de aarde, van de dieren richting de mensen om uiteindelijk af te sluiten met Gods uitgekozen volk, het volk Israël.
Eerst maar dat eerste deel, die sterren die aan de hemel staan. De bewoners van de hemel, waarschijnlijk engelen, worden opgeroepen om God te loven. Ik moet hierbij denken aan Openbaring 4 en 5 waar we een kijkje krijgen in de hemelse eredienst, de hemelse liturgie: onafgebroken klinkt het heilig, heilig, heilig. Er is aanbidding omdat God dit waard is. Niet in de eerste plaats om wat Hij doet, maar om wie Hij is. En de psalmist roept zon, maan, sterren en wolken op om aan te sluiten bij de hemelse lofprijzing. Het gaat dus niet om het indrukwekkende van de sterren aan de hemel, het gaat om degene daarachter, de Schepper van hemel en aarde. Om diegene die zon en maan en sterren hun plaats gaf. God sprak en het was er lezen we in Genesis. De oproep om de Heer te loven is een oproep om de Schepper te loven, te eren voor wie Hij is en hoe Hij hemel en aarde gemaakt heeft.
Want in het tweede deel van deze Psalm verschuift de focus naar de aarde.
De elementen worden genoemd: vuur, hagel, sneeuw, rook, stormwind. De schepping wordt genoemd, heuvels, bergen, bossen. Dieren, vissen, vogels, vee. En dan in vers 11 de mens. Koningen, leiders, mannen, vrouwen, jong en oud. Ongeacht sociale status, sekse of leeftijd, laat iedereen God loven. Er is geen onderscheid. Het doet me denken aan de eerste woorden van Petrus’ toespraak op die eerste Pinksterdag, waar hij de profetie uit Joël aanhaalt: God giet zijn Geest uit over mannen en vrouwen, over jong en oud, over dienaren en dienaressen. Daar waar Gods Geest is, is er geen onderscheid meer. Of misschien beter gezegd: het onderscheid doet er niet meer toe. In en door één Geest wordt God aanbeden, geloofd. Zo ook in Psalm 148. In eenheid mogen we de naam van God loven. In de concrete historische context van deze Psalm gaat het dan om het volk van God, Israël. Zonder onderscheid en in eenheid mogen ze God loven. Maar.. er is meer. Er is ruimte, er is uitbreiding. Het gaat God om al wie Hem trouw zijn. Jood en niet-Jood; vrouw en man; jong en oud.
Als ik de sterren aan de hemel zie staan dan ben ik dankbaar dat God nog steeds roept. Mensen roept vanuit het duister of de chaos, tot zijn licht, in zijn aanwezigheid. Laten we ook vandaag God eren en loven om wie Hij is. Halleluja.