Een kleine 8 jaar geleden zocht ik een vriend op in Parijs. Na een paar hele leuke dagen was het weer tijd om naar huis te reizen. Daarvoor had ik online een lift geregeld via het platform BlaBlaCar. Ik zou mijn onbekende chauffeur ontmoeten bij een groot verkeersplein ergens in het noorden van Parijs. Daar aangekomen probeerde ik hem te bellen, maar geen gehoor. Ik was er op tijd, dus ik wachtte een paar minuten rustig af. Maar ook bij het tweede telefoontje kreeg ik geen gehoor. De minuten werden echter kwartieren en de kwartieren werden meer dan een uur. Op één van de drukte plekken van Parijs werd het mij toen duidelijk dat ik er alleen voor stond, en ik kan je vertellen dat mijn vertrouwen in de medemens wel een deukje had gekregen.
Ken je dat gevoel van verlorenheid? Hoewel je omringd wordt door allerlei mensen, kan je dan zomaar denken: “niemand ziet mij staan”. Of, in de woorden van David in psalm 142 “ik kijk om me heen en zie niemand die om mij geeft”. Daarin klinkt iets van Davids verlorenheid door.
Toch is dat opvallend, want boven de psalm staat dat we hem moeten lezen met de spelonk als decor. En in 1 Samuël 22 lezen we dat David daar in die spelonk verre van alleen was. Allerlei mensen sloten zich bij hem aan, maar liefst vierhonderd man! Hoe kan je dan zeggen dat je niemand ziet die om jou geeft?
Wat deze vierhonderd mannen met elkaar gemeen hebben is dat ze, net als David, vogelvrij verklaard waren. Vogelvrij, ik denk dat ik dat woord voor het eerst hoorde toen ik als klein jongetje naar de Disneyfilm Robin Hood keek. Met vriendelijke tekeningen werd de vogelvrij verklaarde Robin Hood neergezet als de vrolijke aanvoerder van een avontuurlijke groep kwajongens, die in de gunst stond bij het volk, en eigenlijk alleen de koning en de schout als tegenstander hadden. Zo wilde ik ook best vogelvrij zijn!
De vogelvrijheid van David en zijn mannen mogen we echter niet romantiseren. David werd opgejaagd door soldaten van Saul. En niet alleen de soldaten vormden een gevaar. Elke landgenoot kon David pootje lichten. Het was politiek correct om een tegenstander van David te zijn, het was lucratief om hem aan te geven. Hij kon buiten die grot, en misschien zelfs ook wel binnen die grot, geen mens vertrouwen.
Dit is de verlorenheid die David voelt, en hier geeft hij in Psalm 142 uiting aan. David ervaart zijn situatie als een kerker van eenzaamheid. Het bijzondere is dat hij hier eerst over God spreekt in de 3e persoon. David spreekt uit dat hij tot de Heer roept, smeekt, zijn hart uitstort, zich beklaagt. Hij is met de mensen om hem heen in gesprek, maar tegelijk is hij aan het bidden, is dat geen boeiende vorm?
Hij gaat na enkele regels over tot het direct aanspreken van God. En terwijl hij dat doet beseft hij dat God de enige is die hem kan helpen, dat hij van niemand anders iets goeds te verwachten heeft. Uiteindelijk komt David aan het einde van zijn gebed met een bijzondere vraag. Gelet op zijn woorden dat niemand hecht aan zijn leven, is de wens om Gods naam te loven in de kring van de rechtvaardigen toch best opmerkelijk.
Stel je voor, je voelt je verloren en besluit om je af te zonderen in een binnenkamer, je knieën te buigen en je ogen te sluiten in gebed. Omdat je niks weet te zeggen gebruik je de woorden die Jezus ons leerde. En terwijl je dat bidt hoor je jezelf zeggen: Onze Vader, vergeef ons onze schulden, geef ons ons dagelijks brood, verlos ons…. Je blijkt omringd te worden door een kring van rechtvaardigen!
David gebruikt in Psalm 142 allerlei zinsneden die je ook in andere psalmen aantreft. Je zou kunnen zeggen: hij maakt dankbaar gebruik van de traditie. Het is mijn persoonlijke ervaring dat het ontzettend troostend is om, wanneer ik mij verloren voel, gebruik maken van de woorden die anderen mij voorgebeden hebben. Op welke gebedstraditie kan jij terugvallen?