Psalm 149 lees ik in zijn geheel
Het lijkt wel alsof in deze tijd op het wereldtoneel alles vastloopt. De prijzen van voedsel en andere levensbehoeften worden steeds hoger. De hitte en droogte rukt op in de wereld. Door oorlogen komen hele werelddelen zonder voedsel te zitten. De migratie van vluchtelingen brengt tot wanhoop en bizarre maatregelen. De olie- en gas problematiek kiepert de verhoudingen in de wereld om. En telkens weer komt het neer op ‘wie heeft hier de macht? Wie trekt aan de touwtjes, welke gedwongen loyaliteiten winnen het’? Het is steeds duidelijker voelbaar, dat wat we als burgers of naties ‘vrede’ noemen, niet meer is dan een wapenstilstand, een machtsevenwicht, waar altijd weer groepen de dupe van worden, die zich gaan ooit gaan verzetten.
Psalm 149 maakt onderdeel uit van de bundel van 5 hallel liederen, waarmee het psalter eindigt. Israël wordt opgeroepen God te prijzen in deze serie van liturgische psalmen, ontstaan in de periode na de ballingschap. Een periode, die ook bol staat van offensieve oorlogen tussen machten, waarbij het kleine grondgebied dat nog over is van Israël voortdurend een speelbal is. Ja, het volk mocht terugkeren. De tempel en Jeruzalem worden herbouwd. Maar er is zoveel tegenslag en tegenstand. De belofte van herstel van het huis van David en de rust en vrede die daarbij beloofd waren, het lijkt er niet op! Elke poging tot herstel wordt gesmoord en loopt vast in de internationale politiek. En het volk lijdt, alweer!
En toch wordt de geloofsgemeenschap opgeroepen om God te prijzen. De vorige drie psalmen van de hallel serie verwijzen naar Gods bevrijdende daden in het verleden, deze psalm richt de blik op de toekomst.
Zing de Heer een nieuw lied, zo begint de psalm. Jubelen, roemen, zingen, juichen, dansen en zingen en spelen voor Hem, tot drie keer klinkt de oproep, want ja, de Heer vindt vreugde in zijn volk!
Zing de Heer een nieuw lied. Dat betekent de aankondiging van een nieuwe tijd. God gaat ingrijpen in de wereld, keert alles om. Geweldig! Maar dan, in vers 6, wordt de trouwe geloofsgemeenschap nog iets anders toegedacht dan een lied: namelijk een zwaard in de hand. Zij mag eindelijk bloedig wraak nemen op de volken en naties en koningen en leiders, die al die tijd vrij spel leken te hebben tegen Israël en haar God. Dat zal haar glorie zijn!
Dat is toch wel schrikken. Komt de spiraal van geweld dan ook hier nooit ten einde? Wat voor vrede moet hier dan uit voorkomen? Hoe komen we dan ooit uit bij de woorden van psalm 150: alles wat adem heeft, looft de Heer?
Dat blijft een enorm spanningsveld, ook in onze tijd, aan de andere kant van het kruis. Want enerzijds moet gezegd, dat in zijn Zoon God een nieuwe weg heeft gewezen, die wel van vrede spreekt. Heb je vijanden lief. Hij heeft alle denkbare vijanden liefgehad tot in de dood, en juist daar zijn ze verslagen. Anderzijds spreekt ook het boek Openbaring van Goddelijk geweld dat uiteindelijk het ultieme kwaad zal vernietigen. Er moet een oordeel zijn, er moet worden rechtgezet.
Het plaatst ons telkens weer voor de vraag wat onze weg nu is, als geloofsgemeenschap, als Kerk, in de zo harde wereld die ons omringt. Terugblikkend zijn we het collectief niet eens met de Anabaptisten, die de stad Munster gewelddadig innamen om zelf het Rijk te stichten, met de woorden van deze psalm in de mond. Maar staan we misschien ook ambivalent tegenover theologen, die vandaag de dag schrijven dat Oekraine met wapens helpen niet de juiste weg is.
Laten we voor ogen houden, dat door de hele Bijbelse geschiedenis heen geweld er is, maar dan steeds voorgesteld als een groot probleem, dat in de mens zit en de mens bedreigt in zijn bestaan, en dus ingeperkt dient te worden. Zolang de nieuwe hemel en nieuwe aarde er nog niet zijn, zal geweld er zijn. Weerbaarheid tegen geweld zal dus onvermijdelijk zijn, maar het zal het vredesrijk niet brengen. Daartoe leidt alleen de weg van Jezus van Nazareth. Op dit punt scheiden onze wegen van de laatste verzen van psalm 149, terwijl we met de psalm mee juichen en jubelen, vanwege het nieuwe dat de Heer in Jezus Christus heeft gedaan.