Van 1994 tot 1999 was Nelson Mandela president van Zuid-Afrika. Hij was 75 jaar toen hij verkozen werd in de eerste vrije verkiezing van het land. Een mooie periode volgde waarin hij een verbinder probeerde te zijn in een verdeeld land. Waarin hij menig politiek leider wereldwijd inspireerde om te strijden voor gelijkheid.
Maar er ging een gruwelijke periode aan vooraf. Jarenlang zat Mandela gevangen op robbeneiland waarin hij in de brandende zon in een kalkmijn moest werken. Waarin hij nauwelijks tot geen bezoek en brieven mocht ontvangen. Gevangengezet omdat hij tijdens de Apartheid tegen de segregatie van het land strijde. Anders gezegd: hij zat volgens velen onschuldig vast, bijna 30 jaar van zijn leven.
Psalm 17 zou door Mandela geschreven kunnen zijn. Het is namelijk een psalm die geschreven is vanuit onschuld. Bezoekt U mij in de nacht, U zult niets in mijn nadeel vinden, geen kwaad kwam uit mijn mond.
Al die woorden aan het begin van de psalm waarin David duidelijk maakt dat hij onschuldig is, geen foute handelingen heeft verricht, geen verkeerde woorden heeft gezegd, kunnen vreemd op ons overkomen. Bijna arrogant zelfs. Hoezo? Onschuldig? Zegt David hier in zijn gebed aan God dat hij zonder zonde is? Nee. We kennen de soms pijnlijke fouten van David maar al te goed en hij zelf ook. Net zoals bij ons allemaal, zelfs ook bij Nelson Mandela.
Het gaat hier om een specifieke situatie waarin David bedreigd wordt, wellicht door koning Saul. Saul die zijn positie zag wankelen omdat David tot nieuwe koning was gezalfd. Maar David die de gezalfde van de Heer altijd gerespecteerd heeft en hem met geen vinger aanraakte, zelfs niet toen hij hem kon doden. Daar gaan die eerste woorden van het gebed over. Heer, U weet dat ik onschuldig ben. Dat ik niet heb gedaan waar ze mij van beschuldigen. Davids gebed is dus in eerste instantie een gebed om gerechtigheid.
En het is die instelling die ons vandaag iets mag leren. David kón namelijk wel het heft in eigen handen nemen. David kón in opstand komen tegenover de vijand. David kón geweld of macht gaan gebruiken om zijn doel te bereiken en de vijand te verslaan. Maar… hij legt het in de handen van God. Laat God maar rechtspreken. En dat maakt David niet tot een softie. Je proeft zijn boosheid en woede verderop in de psalm
Sta op Heer, ga op hem af en druk hem tegen de grond. Laat Uw zwaard mij bevrijden van de goddelozen. En hij bidt zelfs of hun straf ook mag afstralen op hun kinderen.
Harde woorden, maar verplaats je eens in iemand die buiten zijn eigen schuld om lijdt. Dat kunnen we zoeken in grote namen als David of Nelson Mandela. Dat kunnen we zoeken in een gemeente wereldwijd die vervolgd wordt. Maar die realiteit is vaak ook veel dichter bij huis te vinden. Iemand die na tientallen jaren trouwe dienst zonder pardon ontslagen wordt door een reorganisatie. Iemand die haar leven lang gezond gegeten heeft en veel heeft gesport en toch ernstig ziek wordt. Iemand die in grote financiële en relationele problemen is gekomen omdat hij of zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire.
Dan komen die woorden van David ineens heel dichtbij. Woorden van onschuld en verbazing over wat ons overkomen is. Woorden van boosheid over de onrechtvaardigheid en gebrokenheid die zo op ons leven beukt.
Maar laten we ook de kern van de psalm niet vergeten. David legt de vergelding niet alleen in Gods handen, maar óók zijn eigen leven.
Daarmee zet hij het vertrouwen in God naast zijn erbarmelijk omstandigheden. Daarmee blijft hij hopen op de God die trouw is en zal bevrijden.
Toon mij de wonderen van Uw trouw. Wie bij U schuilen redt U van hun tegenstanders, met Uw machtige hand. Behoed mij als de appel van Uw oog.
Het zijn woorden die we ook tegenkomen bij Mozes. Hij spreekt ze uit in zijn loflied vlak nadat het volk door de Rietzee is getrokken en die machtige Farao met zijn leger omgekomen is in het water. God maakte daar een weg waar geen weg was.
God redde daar het volk dat buiten hun schuld om slaaf was geworden van een sterke vijand. David verbindt het verleden met het heden. Die God die toen redde, die Rechtvaardige God die Zijn volk zag, ziet ook mij vandaag want Hij is altijd dezelfde.
In Zijn handen leg ik mijn leven, ook al is dat soms moeilijk. Het doet denken aan het moment wanneer de omstandigheden om Jezus te volgen steeds moeilijker worden voor de leerlingen. Jezus vraagt dan aan Zijn discipelen wanneer velen weg zijn gegaan: willen jullie ook weggaan? En dan zeggen ze: Waar zouden wij naartoe moeten gaan. U spreekt woorden van eeuwig leven!
Moeilijke omstandigheden, grote tegenslagen, duistere tijden in ons leven kunnen er zomaar voor zorgen dat we het recht in eigen handen gaan nemen, kunnen ons ook verbitterd maken.
Daar kunnen we iets tegenover zetten. Het geloof dat God rechtvaardig is én trouw. Een verbitterde David was geen groot koning geworden. Een door gevangenschap afgestompte Nelson Mandela was geen groot president geworden.
Er is veel geschreven over het feit of Mandela altijd christen is gebleven. Toen hij stierf werden bij zijn uitvaart twee woorden vaak genoemd: verzoening en vergevingsgezindheid.
Dat zijn woorden die passen bij iemand die zelfs in het donkerste dal weet van waar zijn hulp komt.
Laten wij in al ons lijden, door ons eigen handelen of buiten onze schuld om, ons oog gericht houden op God wiens oogappel wij zijn en onder wiens vleugels wij dag en nacht mogen schuilen.