Psalm 12 lees ik in zijn geheel voor.
Is er dan niemand meer, die hier de waarheid spreekt? Wie vandaag het nieuws hoort en de kranten leest over fake news en trollen, het politieke spel in de conversatie tussen wereldleiders, de steeds wisselende uitspraken over het coronavirus, de complottheorieën die bewust de wereld in worden gestuurd, voelt deze uitroep resoneren. Al deze zaken kunnen je ontregelen. Ze kunnen inderdaad het gevoel geven, dat je nergens meer betrouwbaarheid vindt. Dat je niet meer weet, op basis waarvan je kunt zeggen wat waar en niet waar is. Dat de vaste grond onder de voeten weg is. En waar loop je dan naartoe? Hoe eenzaam ben je dan!
De psalmist heeft precies die ervaring. Iedereen liegt! Er is alleen nog maar valsheid en verraad! Ben ik nou de enige, die dit hoort en ziet? Bij wie kan ik nog steun vinden? Deze psalm wordt aan David toegeschreven, die ongetwijfeld dit soort momenten zal hebben gekend, maar het had evengoed Elia kunnen zijn, die in het boek 1 Koningen uitroept: ik ben als enige nog over, ik sta hierin alleen!
Deze psalm gaat over een vorm van kwaad, die de essentie van het leven raakt: het spreken. Er is geen menselijk leven zonder spreken. Leven kan überhaupt niet zonder woorden. Het is door het Woord, dat de schepping tot bestaan is gekomen. Het is door het spreken, dat de ontmoeting tussen God en mensen plaats vindt. Spreken bevindt zich in het hart van het leven. Mensen worden geroepen om in navolging van hun Schepper met woorden het goede te doen. Maar spreken is ook kwetsbaar voor corruptie en misbruik. Als er kwaad doorheen woekert, heeft dat grote gevolgen. Dat is wat de psalmist ziet. Met woorden kunnen mensen kapot worden gemaakt. Ze kunnen worden gekleineerd, gevangengezet. Zeker als de sprekers zich oppermachtig wanen en menen geen enkele verantwoording te hoeven afleggen. Wie is onze meester? Vragen ze spottend. Het is een retorische vraag, waar maar één antwoord op past: NIEMAND! Hun woordenstroom is één groot machtsspel.
Wat is de uitweg, als je alleen tegenover deze overmacht aan valse woorden staat? Wat David en Elia gemeen hebben, is dat ze hun eenzaamheid niet vergroten. Noch door in zichzelf te keren, noch door zich erin op te sluiten. Maar dat ze ermee voor de draad komen, de eenzaamheid adresseren aan de Enige, tot wie ze zich kunnen wenden: God. God! Help! David herinnert zich hier een godsspraak: Ik sta op! Voor de armen en verdrukten. Dat is Jahweh ten voeten uit! Altijd gericht op de arme, het kleine en kwetsbare. Dat woord is vele malen beproefd en gelouterd. David put kracht uit het feit dat er Één is, wiens woord hij wel vertrouwen kan. Dat maakt, dat hij niet de verbale kracht van de goddeloze en wetteloze probeert te overstemmen met nog grotere woorden. Hij kiest een andere weg. Aan het eind van de psalm is de situatie niet veranderd. Maar de oerkreet om hulp is veranderd in een gebed om bescherming van de slachtoffers, gericht aan een God, op Wie te bouwen valt.
In de wirwar van onze tijd, met de desinformatie die ons overspoelt door social media, internet en allerlei andere kanalen, is het moeilijk om te bepalen wat waar en niet waar is, waar we wel en waar we niet goed aan doen. Er is geen concrete vijand te vinden, of het moeten de megalomane machthebbers of bedrijven zijn, die talloze slachtoffers maken door hun zucht naar macht of geld. Ook de kerk is erg verdeeld over hoe deze tijd te duiden. Wat deze klaagpsalm ons leert, is dat het belangrijk is om ons niet op te sluiten in wantrouwen naar alles en iedereen of ons te verliezen in haatwoorden naar vermeende godslasteraars. De aangewezen weg is die van het gebed, het aanroepen van God, wiens woord betrouwbaar is. Dat ons hart en onze daden gericht zijn op de bescherming van diegenen, die onder de kar komen. Daarin eren en heiligen wij de naam van de Heer.