Psalm 18 (: 1-20)
Heb je er wel eens over nagedacht wat er op jouw grafsteen zal komen staan? Ik bedoel niet per se letterlijk, maar meer: hoe zou je willen dat mensen je typeren? Als ze dat in één woord zouden moeten doen, wat zou dat dan zijn? En wat zou jij willen dat dat zou zijn? Met welk woord zou jij je diepste identiteit uitgedrukt willen zien? Ik herinner mij hoe ik 20 jaar geleden getroffen werd door de rouwkaart van prof. dr. Johannes Verkuyl, hoogleraar missiologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Iemand met wie ik regelmatig contact had en die veel betekend heeft, en nog, voor mijn eigen theologische ontwikkeling. Hij was zendingspredikant geweest in Indonesië, algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, ik geloof dat hij ook ridder was in de Orde van Oranje Nassau. Maar niets van dit alles stond op de rouwkaart. Daarop stond eenvoudig: Johannes Verkuyl, Evangeliedienaar.
Ik moest daaraan denken bij de aanhef van deze Psalm. Van David, de dienaar van de Heer. David was ook veel meer dan dat: schaapherder, reuzendoder, koning. Maar dat staat er allemaal niet. Dit staat er: Van David, de dienaar van de Heer. Blijkbaar is dat vooral wat ertoe doet. En dat krijgt nog eens een extra accent als je je realiseert dat David deze Psalm schrijft op het einde van zijn leven. We weten dat omdat de Psalm in vrijwel dezelfde bewoordingen voorkomt in 2 Samuël 22, waar vervolgens wordt gezegd ‘Dit zijn de laatste woorden van David…, de geliefde zanger van Israël’ (2 Sam. 23:1). Je zou dus kunnen zeggen dat David in deze Psalm de balans opmaakt van zijn leven.
En dan vallen een paar dingen op. Om te beginnen dat hij daar nogal wat woorden voor nodig heeft. Ps. 18 is met afstand de langste Psalm van de 41 uit het eerste boek van de Psalmen. (De Psalmen bestaan uit vijf boeken, zie de leerhuisdienst ‘Op weg met de Psalmen’ van 2 januari, elders op de website). Maar liefst 20 verzen langer dan nummer 2, Ps. 22, en de rest is nog korter. In de 51 verzen die deze Psalm telt verhaalt David van nood en redding, strijd en overwinning, van bevrijding en koningschap. Met prachtige beelden en metaforen van Gods verpletterende, hoogverheven grootheid en reddende macht, zoals ‘Hij schoof de hemel open en daalde af’ (10) en ‘Hij … greep mij vast en trok mij op uit woeste wateren’ (17) en het ontroerende ‘Hij leidde mij weg uit de nood en gaf mij ruimte, bevrijdde mij, omdat hij mij liefhad’ (20).
Het tweede dat opvalt is de hartstochtelijke inzet in de verzen 2 en 3, waarmee een bijzondere toon wordt gezet: ‘Ik heb u lief Heer … zo begint het, en dan komt er een hele opsomming: ‘mijn sterkte, mijn rost, mijn vesting, mijn bevrijder, mijn steenrots, mijn schild, reddende kracht, mijn burcht’. Zo’n dicht opeen gepakte hartstochtelijke belijdenis kom je nergens anders in de Psalmen tegen. Het is een intense liefdesverklaring, die behoorlijk uitzonderlijk is. Het woord liefhebben dat hier wordt gebruikt komt van ingewanden of baarmoeder en beschrijft een diepe gegrepenheid en liefde die elders alleen wordt gebruikt voor de liefde van God voor mensen. De bewegingen van Gods hart resoneren in het hart van David. Daarom is David er ook zeker van dat het verhaal niet eindigt met het einde van zijn leven, maar dat Gods trouw door de geslachten door zal gaan en dus ook het loflied voor Hem. Luister naar de laatste twee verzen, 50 en 51: ‘Daarom wil ik u prijzen te midden van de volken, HEER, een loflied zingen tot eer van uw naam. Hij schenkt zijn koning grote overwinningen, betoont zich trouw aan zijn gezalfde, aan David en zijn nageslacht, voor altijd.’ Dat is het derde dat opvalt: David gelooft niet dat het met het einde van zijn leven straks afgelopen is. Gods trouw blijft.
Johannes Verkuyl, Evangeliedienaar. Van David, de dienaar van de Heer. Wat wil jij zijn, in je leven, op deze dag? Deze koning noemt zich de dienaar van de Heer, omdat dit zijn diepste identiteit is. Al het andere is daaraan ondergeschikt. In wat ik doe als schaapherder, reuzendoder, koning, of wat ik ook maar ben – en vul het in voor jezelf: student, moeder, vader, kapper, verpleegkundige, directeur, agent, boekhouder, ondernemer, advocaat, docent, enz. – wat ik ook maar ben, en hoe ik het invul en vormgeef, ik wil zijn ‘dienaar van de Heer’. Te beginnen met vandaag.