Mijn schoonouders hadden jarenlang een kunsthandel, waardoor ze regelmatig te maken kregen met kunstschilders - kleurrijke mensen. (En lang niet altijd even makkelijk in het zakelijk contact.)
Ik kan het me levendig inbeelden.
Niet alleen omdat voorgangers mínstens zo eigenaardig en eigenzinnig zijn als kunstschilders.
Maar ook omdat ik denk dat het ontzettend moeilijk is om jouw kostbare kunstwerken aan andermans zorg over te laten.
Dat is niet alleen in materiële zin heel kwetsbaar, want het gaat om dure doeken en fragiele schilderijen…


Ook in emotionele zin is dat kwetsbaar, want het gaat over een uiting van jezelf, over een expressie van jouw gevoelens, over een uniek eigendom:
het lijkt me haast onmogelijk om dat helemaal los te laten.

Zo vertelt Psalm 24 dat ook God zijn unieke eigendom niet loslaat.
De aarde is van Hem, en álles wat daar leeft. Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest…

Een aarde, gegrondvest op zeeën, kan je dat geloven?
Dat is behoorlijk kwetsbaar zou je zeggen.
En inderdaad, de dreiging van de vloed is er voortdurend.
Maar de Heer houdt ons boven water.
Met eeuwige armen onder ons, zijn we verankerd op de stromen.
Hij laat zijn kunstwerk niet los, maar onderhoudt zijn schepping en is er voortdurend bij betrokken.

Gods aanwezigheid is de grondtoon van deze psalm.
Hij is aanwezig, niet alleen in de hemel, maar ook op de aarde.
Hij is aanwezig, niet alleen bij het begin van de schepping, maar elke dag opnieuw door haar met zorg en aandacht te onderhouden.
Hij is aanwezig, in de tempel op de heilige berg.
Hij is aanwezig in de zegen voor de oprechte.
En hij wil met zijn aanwezigheid de eeuwigheid vullen, als Koning vol majesteit.

Deze aanwezigheid is dynamisch.
Zoals tabernakel mobiel was, en liet zien dat God met zijn volk meereisde.
Maar ook zoals Ezechiel zag hoe de heerlijkheid van de Heer de tempel verliet.
Want de aanwezigheid van God kan komen en gaan, die kan je niet zomaar vasthouden.
Je hebt daarom schone handen nodig, zegt Psalm 24.
En dat betekent meer dan alleen “het pompje met desinfecterende handgel gebruiken”.
Voor de duidelijkheid staat er namelijk ook bij: én een zuiver hart.

Dat geluid horen we vaker in de Bijbel, onder andere van Jezus zelf:
als een zaak van het hart niet in orde is, bespaar je dan de moeite om met een offer in je handen de tempelberg te beklimmen.
Wacht met dat offer en maak eerst het hart in orde.
Denk niet dat Gods zegen gefixeerd kan worden met enkel een uiterlijke code.

De aanwezigheid van God is dus niet statisch, niet gefixeerd.
Maar zij is wel bereikbaar. Bereikbaar, voor wie oprecht leeft.
Bereikbaar, voor het volk van Jakob.
Dat klinkt krom hè? De naam van Jacob, de hielenlichter, in deze context?
Maar het is wel een naam waar we ons bij kunnen aansluiten.
Net als David, denk maar eens aan wat hij zijn vriend Uria geflikt heeft.
Maar wát is het hoopvol, dat juist het volk van die Jakob zich tot God mag wenden, bij hem een toevlucht mag vinden, en recht en zegen van zijn berg mag wegdragen.

Wie zich realiseert dat hij bij dat volk van Jakob hoort, die beseft dat hij - zelfs in de beste versie van zichzelf - tekortschiet en weinig op die berg te zoeken heeft.
Maar, hij is ook niet op zoek naar de beste versie van zichzelf.
Hij is op zoek naar de Heer en zijn aangezicht.
En hij beseft dat zijn leven wordt omgeven de eeuwigheden van God, zoals je dat ook ziet in de structuur van deze psalm.
Het morele leven van de psalmist wordt voorafgegaan door een eeuwigheid waarin de Heer zich getoond heeft als de goede schepper en trouwe onderhouder van alles wat leeft.
En het wordt gevolgd door de eeuwigheid waarin de Heer zijn plaats als Koning vol majesteit zal innemen en alles met zijn aanwezigheid zal vervullen.

Omgeven door die eeuwigheden vindt ons leven zijn plek.
En hoe bescheiden het ook is, het zinkt niet weg in het niet.
De Heer draagt het.
Wat een geweldige aanwezigheid!
En die aanwezigheid, die mag verder gedragen worden.
Wij zijn Zijn herauten, geroepen om elke keer weer verder te trekken tot Zijn aanwezigheid aan de hele aarde is aangekondigd.

En toch, soms vergeten we de dynamiek.
En ook als kerken laten we de belijdenis van zijn aanwezigheid soms stollen.
Zonder dat je het doorhebt , raak je dan opgesloten in het fort van je eigen bubbel.
We denken dat we de aanwezigheid van de Heer kunnen claimen.
Maar de poorten en luiken zijn dicht. Het contact met buiten is er niet.

Maar dan klinkt die bekende stem - hij blijkt buiten te staan.
Hij zegt “Zie ik sta aan de deur en ik klop”.
Wil je de poort openen?
Wil je de poort opnieuw openen?
Wil je hem wijder openen dan hij ooit is geweest?

De Heer van de hemelse machten wil binnenkomen en aanwezig zijn,
bij jou, bij mij, bij ons, bij zijn kerk, bij zijn mensen, op de hele aarde.
Want de aarde is van Hem, en álles wat daar leeft.
Dus span je in, rek je uit, en hef je hoofd omhoog, want de Koning komt!