We lezen vandaag Ps.30 helemaal
Ik kan me nog het inmiddels oude opwekkingslied herinneren: ‘Heer u gaf aan mij uw vreugdeolie, een lofgewaad in plaats van rouw’ (Opw.371). En een beetje afhankelijk van het type gemeente waarin dit lied gezongen werd, was er uitbundige begeleiding van tamboerijn, staan, klappen en soms zelfs dansen in de rijen al dan niet met vlaggen en wimpels. En, met een knipoog, als je aan het uiteinde van een rij stoelen zat moest je goed uitkijken en op tijd bukken als er een overenthousiaste broeder of zuster passeerde…
Alle gekheid op een stokje en wat je er ook van vindt, deze Psalm 30 eindigt wel met het uitbundige enthousiasme waarin David het heeft over dans, vreugde, zingen en loven. Met elke vezel in je lichaam wordt God aanbeden, geloofd en geprezen. Het is aanbidding ‘on top of the hill’.
Al vanaf het begin van de Psalm wordt duidelijk dat het hier gaat om een danklied. God geeft reden tot vreugde en dankbaarheid en concreet wordt in de Psalm dan genezing genoemd. Als het gaat om genezing van een ziekte dan is waarschijnlijk een zeer ernstige ziekte in beeld: vers 4 typeert het als een strijd van leven op dood, als David uitzingt dat God hem vanuit het graf gered heeft. Tillen we het boven het concrete voorbeeld van een ziekte uit, dan kan genezing ook in algemene zin worden opgevat als herstel. Herstel van een bepaalde situatie, herstel in een relatie of herstel van land of een gebouw. Hoe het ook zij, David is God immens dankbaar. En die dankbaarheid geeft reden tot blijdschap, tot enthousiaste vreugde en aanbidding.
Als we de tekst lezen en herlezen en er wat dieper induiken dan wordt duidelijk dat het ging om een strijd op leven en dood. De gebruikte woorden als dodenrijk, graf, bezwijken, sterven geven dit aan. En wat te denken van de zin dat je ‘elke avond met tranen inslaapt’ (:6b)? Hier gaat het om hartverscheurend verdriet. Van lijden wat ongekend is. En sommigen van ons herkennen dit of ondervinden het zelfs nu aan den lijve. Voor anderen is het ver van hun bed. Als we wat uitzoomen van onze mogelijke eigen situatie en kijken naar de wereld waarin we leven, dan is daar strijd en lijden. Dagelijks. Hoe velen zijn er niet die vechten voor hun leven? Hoe velen weten ‘s morgens niet wat ze ’s avonds zullen eten? En of ze er überhaupt nog zijn? De Bijbel leert ons dat ook lijden, ziekte en verdriet ons niet bespaard zullen blijven. Ook wij zijn vatbaar voor de gebrokenheid van de schepping. Ook wij zijn niet in staat om ons eigen leven te maken. Ook al wil de maatschappij ons dat wel doen geloven, iets maken van je eigen leven.
David kende het. Ziekte, teleurstelling, verdriet, rouw. In de Psalm getuigt hij hoe diep hij zat. Hoe zeer hij bezweek, ten onder ging. Of ten onder dacht te gaan. Maar dan…
Dan gebeurt er iets. En we weten niet wat het precies is. Wat de ommekeer bracht. David beschrijft het niet anders dan dat God overwon. Genezing, zijn liefde, juichen, genade, redding. Het zijn de woorden die hij gebruikt om de ommekeer aan te geven. God heeft gered. Hoe precies? We weten het niet. Wat precies? We weten het niet. Wanneer precies, hoe lang heeft David moeten wachten? We weten het niet.
Maar dàt God ingreep is overduidelijk.
En dan keert de rouwklacht om tot vreugdedans. Het klagen wordt dansen. Het rouwkleed wordt blijdschap. Het zwijgen wordt zingen. En in een ultieme poging om zijn dankbaarheid te uiten besluit David met de uitroep: ‘Heer, mijn God, U wil ik eeuwig loven’.
Het kan maar zo zijn dat je hier niet of nog niet aan toe bent. Dat je nog wacht op de ommekeer in jouw specifieke situatie, welke dat ook zijn mag. Ps.46:11 zegt dan ‘wees stil en wacht op de Heer’. Staak de strijd en laat het aan God over. Vaak, misschien wel te vaak, wordt dit te snel gezegd. De praktijk is zo moeilijk, zo weerbarstig. De tranen elke avond zijn zo reëel. Maar toch.. met David mogen we weten dat dit niet het einde is. En niet alleen met David, maar in en door Christus, mogen we weten dat dit niet het einde is. En dit niet alleen weten, maar het zelfs ervaren. Ik bid je toe dat de tijd snel mag aanbreken dat er genade is. Dat Gods hulp realiteit zal blijken. En dat uiteindelijk rouw plaats moet maken en de klacht weg gedanst kan worden. Omdat we niet langer willen en niet langer kunnen zwijgen: Heer, mijn God U wil ik eeuwig loven.