(Nadat gelezen is: Psalm 35:1-10,17,18)

Ken je de frustratie die je voelt als je wordt uitgelachen? En dan niet in de ontspannen sfeer, door je vrienden of familie. Maar het vileine en smalende uitlachen van degenen die jou dag in dag uit bestoken met sneren van vijandschap en steken van haat zonder dat jij je kan verweren. De collega’s waarvan je weet dat ze ervan zullen smullen als jij faalt, de klasgenoten die zich er op verheugen dat jij onderuit gaat, de buren die handenwrijvend klaarstaan om jou pootje te lichten. En jij bent weerloos...


Ik kan me een paar momenten herinneren dat ik met deze onbeschaamde, brutale, arrogante vorm van haat te maken heb gehad. Ik zal ze nooit vergeten. Ik hoef maar een paar spaden af te steken in mijn geheugen om weer heel dichtbij de ziedende woede te komen die ik toen voelde. Razend wordt je ervan! En ik weet niet wat de razernij in mij het sterkste aanwakkerde: was dat de diep frustrerende weerloosheid van mijzelf, of de lage verachtelijke eerloosheid van de anderen?

Psalm 35 gloeit van razernij. Vanwege dezelfde twee oorzaken: enerzijds het gevoel van weerloosheid en anderzijds het zien van eerloosheid. Woorden van vergelding en verwensing vliegen je om de oren. Dit maakt het misschien tot een wat ongemakkelijk gebed. Een gebed dat drijft op eerzucht en frustratie, kan je dat christelijk noemen? Misschien heb je geleerd om, als je zulke gevoelens bij jezelf aantreft, te bidden of de Heer ze van je wil wegnemen. Niks daarvan in psalm 35. God hoeft helemaal niks weg te nemen. Je hoort overigens – in alle emotionele heftigheid – ook helemaal geen wanhoop. Degene die hier aan het woord is gelooft in een zaak van eer en neemt vrijmoedig zijn positie in voor God, met een vlammend gebed.

Over vlammen gesproken, voorafgaand aan de Olympische Spelen van Peking werd er teruggeblikt op de rijke carrière van de schaatser Sven Kramer. Daarin kwam onder andere aan bod hoe hij in 2007 zijn wereldrecord op de 5 kilometer kwijtraakte aan de Italiaan Enrico Fabris. Kramer gloeide van razernij, zijn eer was gekrenkt. Maar al vrij snel zette hij de knop om. “Dat wereldrecord is van mij”, zei hij tegen zijn coach Gerard Kemkers, “Dat pak ik terug”. Een week later was er weer een wedstrijd en heroverde hij zijn wereldrecord op indrukwekkende wijze. Volgens Kemkers níet omdat hij in één week een betere schaatser was geworden, maar omdat er iets extra’s in hem loskwam. Gedreven door eerzucht en frustratie, zette hij zijn razernij om in energie op het ijs. Zodoende kon hij keihard terugslaan.

Maar wat Sven Kramer kon, is niet voor iedereen weggelegd. Integendeel. Weerlozen kunnen per definitie niet terugslaan. Dát is precies een van de diepe frustraties van deze psalm. Toch biedt deze psalm een route aan in de eerzuchtige lijn van Sven Kramer die óók de weerloze kan bewandelen: zet de energie van je razernij om in een vlammend gebed. Houd vast aan de zaak van eer en bid: “God verhoede dat de weerloze in handen valt van de eerloze! Heer, sla die eerlozen neer en houd de weerlozen veilig in uw hand.”

Als de Here Jezus zelf, kort voor zijn lijden, de frustratie van deze psalm aanhaalt in Johannes 15, dan spreekt hij over de haat van de wereld en de hulp van de andere Pleitbezorger. Dit op het oog ongemakkelijke en haast onchristelijke gebed heeft daarmee een plek dichtbij het hart van het Evangelie. Misschien vind jij het een rare psalm, die je maar lastig kan bidden, omdat die razernij zo ver van jouw gemoedelijke leven af staat. Maar de Here Jezus zelf én die andere Pleitbezorger, de Geest van de waarheid, staan naast je en bidden psalm 35 met je mee.

Misschien kan jij op jouw beurt proberen om naast iemand te staan die hoort bij die groep van miljoenen weerlozen die onze wereld rijk is. Misschien kan je je kwaad maken over de eerloosheid van de levensstijl van zovele anderen. Als je een beetje eerzucht kent, kan je deze psalm meebidden.

Er zijn weinig psalmen waarin de frustratie zo hardnekkig de boventoon blijft voeren als hier in psalm 35. Maar toch hoor je uiteindelijk vertrouwen. De psalmist zál de Heer weer prijzen. Want hij kent de eer van God, en daar houdt hij aan vast. Als de weerloze érgens veilig is, dan is het wel bij de Heer. Hij bevrijdt de zwakken. Wie is aan Hem gelijk? Dat loflied voor Hem gaat er hoe dan ook komen!