Psalm 36
Er gaat me een licht op. Dat zeggen we als we ineens de oplossing zien voor een raadsel, als we plotseling doorkrijgen hoe een ingewikkelde situatie in elkaar zit.
In deze Psalm gaat David een licht op. Hij ziet ineens hoe het werkt met die mensen die zich niets aantrekken van God. Die houden zichzelf namelijk voor de gek. Als ze doorkrijgen dat ze verkeerd bezig zijn, dan sussen ze hun geweten in slaap. Ze hebben het opgegeven om verstandig te zijn, om het goede te zoeken.
David komt niet door lang nadenken tot dat inzicht. Het wordt hem op zijn hart gelegd. Dat werd me duidelijk toen ik naar de grondtekst van deze Psalm keek. Het eerste woord, na het opschrift, is in het Hebreeuws “ne’um”, een woord dat eigenlijk alleen gebruikt wordt voor een profetische uitspraak. Als ik de eerste versregel letterlijk vertaal staat er: “Uitspraak in mijn hart over de overtredingen van de boosdoeners”. Veel vertalingen, ook de NBV, volgen hier de oude Griekse vertaling van de Septuaginta: “De boosdoeners zeggen in hun hart.” Maar als ik dicht bij de grondtekst probeer te blijven, dan begint deze Psalm met een openbaring. Dan gaat David hier een licht op: het grote probleem is dat die boosdoeners geen ontzag voor God hebben.
Deze Psalm is geen aanklacht tegen die mensen die zich van God niets aantrekken, geen oproep tot vergelding. Het is een inzicht dat David krijgt. Een inzicht dat er toe leidt dat hij Gods lof gaat zingen: Heer, hoog als de hemel is uw liefde, tot in de wolken rijkt uw trouw. U bent de redder van mens en dier, Heer. Dat God redding geeft, wordt duidelijk doordat mensenkinderen mogen schuilen onder Gods vleugels. God zorgt voor ze, is de bron van leven. In Gods licht zien wij het licht, gaat ons een licht op.
Op die lofprijzing volgt haast als vanzelf een voorbede: laat dat zo blijven, Heer. Blijf ons uw liefde laten zien. Zorg dat hoogmoedige mensen ons niet onder de voet lopen, ons niet wegjagen van die bron, van dat licht.
De Psalm eindigt met een constatering: daar liggen die boosdoeners, ze kunnen niet meer overeind komen. Staat dat er triomfantelijk? Ik vraag het me af. Er zit geen oproep tot vergelding in deze Psalm. Het klinkt me haast wat triest. Dat is de akelige consequentie als je jezelf voor de gek houdt, als je je niets van God aantrekt.
Bedenk dat David dat inzicht niet uit zichzelf krijgt. God legt het hem in zijn hart, doet hem een licht opgaan. Want ook David heeft zijn geweten geregeld in slaap gesust, is niet altijd even verstandig geweest, heeft niet altijd het goede gezocht. Net als wij, trouwens. Als God ons een licht doet opgaan, laten we dan vooral niet triomfantelijk zijn. Laten we dan vooral David navolgen en Gods liefde en trouw bezingen. Want als wij ons niets van God aantrekken, trekt God zich gelukkig nog wel wat van ons aan.
In uw licht zien wij het licht, dat licht waarover Johannes in het begin van zijn evangelie vertelt dat het schijnt in onze duisternis. Jezus zelf zegt: “Ik ben het licht van de wereld, wie Mij volgt zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht van het leven hebben”. Als dat licht ons opgaat, zien we niet alleen wat er mis gaat in de wereld, maar zien we ook hoe God daadwerkelijk redt als we onder zijn vleugels schuilen.