Psalm 48
De schoonheid van een stad. Daar kunnen velen van ons wel over meepraten waarschijnlijk. Die van Rome is legendarisch met z’n Pantheon en Colosseum, maar Parijs mag er ook zijn met z’n Eifeltoren en Arc de Triomph, Berlijn met de Reichstag en de Brandenburger Tor, Praag met de Karelsbrug en de Praagse Burcht. En dan heb ik me nu nog beperkt tot een paar voorbeelden in Europa. Afhankelijk van waar je bent geweest en waar je voorkeuren liggen, zouden we lang kunnen discussiëren over wat de mooiste stad van de wereld is. We zouden vast niet unaniem bij één naam uitkomen.
Dat ligt in deze Psalm anders. Voor de Korachieten, de tempelzangers en auteurs van deze Psalm, is er maar één kandidaat die met kop en schouders boven alle anderen uitsteekt: Sion, de stad van onze God. ‘Heilige berg, schone hoogte, vreugde van heel de aarde.’ Mooier, beter, groter, krijg je ze niet!
Dat is echter geen esthetische, laat staan een toeristische kwalificatie, maar een theologische: Deze stad is de hoogste, de mooiste en de plaats van vreugde, omdat God erin aanwezig is. Het is, zoals we in Ps. 46 lazen, ‘de heilige woning van de Allerhoogste’. Psalm 48 is daarom niet zozeer een loflied op de stad, maar op de stad van onze God. Over Hem gaat het, wie Hij is en wat de roem is van zijn naam.
Dat begint direct in vers 2, ‘Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe.’ Eigenlijk is ‘alle lof’ nog te weinig. De Willibrord Vertaling zegt: ‘Onvolprezen is de Heer.’ Er komt nooit een einde aan. Terecht, want, zegt het laatste vers, ‘Zo is God, onze God, nu en altijd, Hij is het die ons leidt, voor eeuwig.’ Er komt geen einde aan Gods lof omdat er geen einde komt aan zijn trouw.
Die trouw wordt in dit lied bezongen op uitbundige wijze, refererend aan overwinningen, aan blijken van trouw en aan rechtvaardige daden in het verleden. De historische aanleiding is onzeker. De koningen die ten strijde trekken tegen de stad en vrijwel direct weer de aftocht blazen in de verzen 5-8, zouden kunnen verwijzen naar koning Hizkia en de Assyriërs in 2 Koningen 19, maar ook naar Josafat en de Moabieten en Ammonieten in 2 Kronieken 20 of naar Achaz tegenover Aram in Jesaja 7. Waar het om gaat is dat de tempel, de liturgie, de samenkomst, de plek is waar zo herdacht en gevierd wordt dat de huidige generatie erdoor opgebouwd wordt en de toekomstige generatie in dit verhaal wordt meegenomen: ‘vertel het aan uw nageslacht’, zegt vers veertien, ‘zo is onze God.’
Dat is de kracht van liturgie, ook in onze tijd. We uiten en we innen ons geloof op hetzelfde moment. Terwijl we ons uiten in woord en lied, worden de woorden en daden van God die we horen en zingen ons weer te binnen gebracht en vullen ze ons hart. Zich het geloof binnen zingen noemde iemand dat. Dat is wat we doen op zondagmorgen, maar het kan natuurlijk ook op zondagavond of welk ander moment ook. Zelfs als je alleen je Psalm leest of bidt of de podcast beluistert. Terwijl je gedenkt wat God heeft gedaan, voed je de verwachting dat Hij dit weer kan gaan doen. Of dat Hij op een andere wijze je leven zal gaan binnenkomen. Zijn barmhartigheden zijn immers elke morgen nieuw, zoals nota bene Klaagliederen zegt (Kl. 3:23 NBG51). Laat je maar verrassen!
Ik attendeer nog een keer op dat vertellen aan het nageslacht aan het slot van deze Psalm. Samenkomen, samen het geloof vieren, heeft een sterke geloofsopvoedende kant. Kinderen zijn uitermate ritueel gevoelig. Denk aan de vaste rituelen rond het eten en rond het naar bed gaan. Als ouders hecht je aan die rituelen omdat je het belangrijk vindt dat kinderen goed eten en goed slapen. Als je ook wilt dat ze om zo te zeggen ‘goed geloven’, zorg dan ook voor geloofsrituelen thuis en in de kerk. Denk aan vaste momenten van samen bidden, samen zingen, samen verhalen lezen of vertellen. En samen opgaan naar Gods huis. Niet dat alle kinderen direct laaiend enthousiast worden. Soms weigeren ze ook om te eten of om te slapen. Ik ben nog nooit ouders tegengekomen die daarom maar met eten of slapen zijn gestopt. Deze Psalm nodigt ons uit om creatief te blijven nadenken over het gedenken van Gods daden én hoe we dat zo kunnen doen dat we onze kinderen en tieners erin blijven meenemen. Want ‘Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe’. Ook de lof van onze kinderen.