Vandaag is de dag van Psalm 100. We lezen de psalm helemaal.

Vroeger, bij mijn ouders thuis, was het regelmatig een soort zoete inval. Kwam ook een beetje door mijn moeder. Die heeft vanuit haar verleden bij het Leger des Heils een soort soepreflex over gehouden waardoor iedereen die voor de deur stond ook gelijk binnen aan de soep zat. Maar ook pleegkinderen, logées, studenten, van alles. Als ik er nu op terug kijk zaten er regelmatig ook, hoe zal ik het zeggen, kleurrijke figuren tussen. Bijvoorbeeld een man die altijd kranten ophaalde in de buurt met een aanhangertje achter zijn fiets die vol met bijbelteksten stond. Bijzondere man. Soms ook wel een erg aanwezige man, had ik het idee. Maar als mijn ma hem zat was, zette ze hem ook zo weer de deur uit. Maar hij kwam altijd weer terug. Of tante Hanneke. Een eenzame vrouw die (als ik er achteraf over nadenk), eigenlijk helemaal niet zo aardig was. Maar die er wel bij zat toen we sinterklaas vierden. Want ja, zo was dat nou eenmaal.


Radicale gastvrijheid, ook voor degenen die je minder snel uit zou zoeken. Dat is wat ik tegenkom in de alweer honderdste psalm van vandaag. Heel de aarde wordt uitgenodigd in het juichen voor de Heer, in het dienen van de Heer met vreugde, in het komen tot Hem met jubelzang. Deze mondiale uitnodiging hangt samen met het gegeven dat God de God van alle volken is. In de roeping en verkiezing van het volk Israël als Gods volk werd zij geroepen en gekozen met het oog op alle volken. Bij de verbondssluiting met Israël op de Sinaï zegt God tegen de Israëlieten dat ze een koninkrijk van priesters zullen zijn, een heilig volk. Israël was geroepen om heilig te zijn, zoals God heilig is. Israël was dus geroepen om als God te zijn. God te weerspiegelen voor de andere volken. Zichtbaar te maken wie hun God was. De weg om dat te doen werd zichtbaar in de wet. De hoogste openbaring van wie God is. In het houden van die wet, van die Thora, zou het volk heilig zijn, zoals God heilig is. Niet voor zichzelf, maar als priesters voor de volken om hen heen. Zodat de volken zouden zien wie de God van de aarde is in het door God geroepen en gekozen volk Israël. Want heel de aarde behoort God toe.

Psalm 100 is het spectaculaire slotstuk van lofprijzing dat is opgebouwd vanaf psalm 93. Een psalmenreeks waar het koningschap van de Here God wordt bezongen. Het koningschap over heel de aarde. In dit slotstuk wordt dan ook heel de aarde uitgenodigd om te participeren in de lofzang van God als Koning over allen. Iedereen moet meedoen, want iedereen is nodig om God de eer te brengen die Hem toekomt. Ik moet daarbij denken aan het plaatje wat het laatste boek van de Bijbel ons geeft waar we dit zien gebeuren rond de troon van God. Johannes ziet dat plaatje in een visioen. Hij zegt in Openbaring 7 "Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het Lam. Luid riepen ze: "De redding komt van onze God, die op de troon zit, en van het Lam!".
Alle landen en volken zijn nodig om God de eer te geven. Eèn volk of èèn taal zou een te eenzijdige lofprijzing zijn. Iedereen is nodig, want God is een God van heel de aarde.

Tegelijkertijd zien we vandaag hoe ver onze werkelijkheid bij dit beeld vandaan staat. Dat begon al bij de roeping en verkiezing van het volk Israël als heilig priestergeslacht te midden van de volken. De beschrijving van de geschiedenis van dit volk in het eerste testament leert ons dat zij die roeping en verkiezing regelmatig niet waar wisten te maken. Hoe ze vaak niet heilig waren, zoals God heilig is, maar gingen lijken op de volken om hen heen waardoor ze haar priesterlijke taak niet kon vervullen. Ook de kerk is niet altijd het aantrekkelijke middelpunt van de samenleving. Hoewel Jezus de kerk roept tot het zijn van zout voor de aarde en licht voor de wereld, heeft zij die rol niet altijd weten te vervullen.
En toch. Toch leert deze psalm ons dat God alle mensen heeft gemaakt, dat ze Hem toebehoren. Dat de mensheid de kudde is die Hij als een herder weidt. Dat iedereen dus welkom is bij deze God om Hem te erkennen als God, Hem hulde te brengen, zijn naam te prijzen. Want Hij is goed, zijn liefde duurt voor eeuwig, zijn trouw van geslacht op geslacht.
We mogen deze God als priesters representeren aan de wereld om ons heen. Door bijvoorbeeld, net als deze God, radicaal gastvrij te zijn. Te zeggen: je bent welkom. Ook als je niet op ons lijkt. Want ook jij bent nodig straks bij de troon van God om Hem daar de lof te brengen die Hem toekomt. Als voorschot daarop ben je welkom in ons midden. Nodigen we je uit om met ons samen de Here God te dienen, want Hij is ook jouw Koning. Dus kom, doe als ons en prijs Zijn naam!