Vandaag is de dag van Psalm 122. We lezen psalm 122 helemaal.
Al meer dan twintig jaar gaan we met ons gezin jaarlijks naar de Opwekkingsconferentie in de Flevopolder. Ik vind dat een heel gedoe. Ik hou niet per se van kamperen en kamperen op Opwekking is dan nog eens de meest dramatische vorm van kamperen. Matige sanitaire voorzieningen, hutje-mutje naast elkaar, weinig slapen, overal rijen, rijen mensen. En daarnaast ook nog eens die evangelisch charismatische eigenaardigheden als de standaard twee uitnodigingen na een preek, het refrein van collecte-praatjes of het 'klapoffer' fenomeen. Leg die laatste maar eens uit aan een buitenstaander. Maar toch. Toch mis ik de conferentie na twee jaar corona ontzettend en kan ik echt niet wachten om weer te gaan.
De pelgrim in psalm 122 kan niet wachten tot het weer tijd is om naar het huis van de Heer in Jeruzalem te gaan. Misschien woont deze pelgrim ergens in de verstrooiing ver bij Jeruzalem vandaan waar juist die grote afstand bijdraagt aan de heimwee. Het tijdstip om te gaan bepaald de pelgrim echter niet zelf. Dat tijdstip wordt bepaald door het ritme van de jaarlijkse feesten. Dus is het wachten tot het moment komt dat de stoet feestgangers voorbij komt die de uitnodiging doen: "Wij gaan naar het huis van de HEER". Vervolgens maakt de pelgrim in het volgende vers van de psalm een reuzensprong en stelt hij zich voor binnen de muren van Jeruzalem te staan en kijkt hij bewonderend om zich heen.
De pelgrim ziet hoe de stad stevig, letterlijk: als uit één stuk, gebouwd is. Met andere woorden: de stad is sterk en veilig. De pelgrim ziet hoe de stammen van de Heer, (een unieke uitdrukking!) samenkomen in aanbidding. Een bijzonder beeld: die stammen waren vaak helemaal niet zo eensgezind. Onderlinge strijd, het verdeelde koninkrijk, ballingschap en verstrooiing was Israël door de geschiedenis ten deel gevallen. Maar hier ziet de pelgrim hoe de stammen van de HEER verenigt zijn in aanbidding van de HEER. Ook ziet de pelgrim de zetels van het recht voor het huis van David. Jeruzalem was niet alleen de plaats van aanbidding maar ook de plaats waar je recht gedaan kon worden. Een diep verlangen voor de Israëliet door de geschiedenis heen: een plaats waar hen recht gedaan kon worden. De pelgrim ziet het in Jeruzalem. Naast veiligheid en eenheid is er ook recht op deze plaats.
Veiligheid, eenheid in aanbidding en recht zijn geen vanzelfsprekendheden in de geschiedenis van Israël. Het zijn de kwetsbare waarden van een klein volkje, ingeklemd tussen vijandig gezinde buren. Met het zien van deze waarden lijkt het wel of de pelgrim opeens overvallen wordt door die kwetsbaarheid en daarom die oproep doet: 'Vraag (of bid) om de vrede van Jeruzalem'. Want we hebben iets te verliezen. Bid om de vrede van Jeruzalem, want de geschiedenis van Israël leert dat veiligheid, eenheid in aanbidding en recht schaarse goederen zijn.
Veiligheid en recht zijn de faciliterende elementen voor de gemeenschappelijke aanbidding. Daarmee zijn dit ook de noodzakelijke voorwaarden voor het gezond functioneren van een kerkelijke gemeenschap. De kerk moet een veilige plaats zijn waar mensen elkaar recht doen. In die context kan de gemeenschappelijke aanbidding gestalte krijgen. Iedereen die al wat langer in de kerk rondloopt weet dat dit schaars kan zijn. Dat conflicten bij kunnen dragen aan onveiligheid. Dat politiek of fundamentalisme binnen de kerk geen recht doet aan mensen. Iedereen die de kracht daarvan kent, kan zich de oproep tot dit gebed van de pelgrim wel voorstellen: 'bid voor de vrede van Jeruzalem, dat vrede heerst binnen je muren en rust in je vesting'.
Zelf gaat de pelgrim in deze psalm voor in dit gebed met de woorden: 'Vrede zij in jou', 'Ik wens je al het goede'. Niet voor de stad op zich, maar om zijn verwanten, vrienden en het huis van de HEER. Jeruzalem is niet het doel op zichzelf maar de ander en de Heer (onze God) is dat wel.
Misschien is dat voor mij wel de reden dat ik zo graag naar Opwekking ga. Vind ik het ontzettend bemoedigend om te zien hoe christenen uit al die verschillende kerkelijke stamgebieden eensgezind de aanbidding vormgeven. De reis er naar toe en al het gedoe dat erbij hoort maakt los van de dagelijkse ritmes waardoor je opnieuw open staat voor de ander en voor God. Misschien is dat wel precies de reden waarom God Zijn volk de opdracht gaf om meerdere keren per jaar naar Jeruzalem te pelgrimeren en daar een feest te vieren. Hoe dan ook, verheugd zal ik zijn als men weer tegen mij zegt: Wij gaan naar Opwekking! En gelijk sta ik op het terrein en zie ik hoe de tenten stevig staan. Christenen van allerlei kerken en denominaties trekken er naar toe om te prijzen de naam van de Heer en een gebed welt op in mijn hart: omwille van hen met wie ik mij verwant weet en omwille van de aanbidding, bid ik voor vrede. Amen.