Podcast psalm 75

Only God can judge me. Deze uitspraak zag ik laatst weer eens op iemands lichaam getatoeëerd. Ik hoor het gedetineerden ook vaak zeggen, alleen God kan mij oordelen. Het klinkt als een troost, ook al keurt de maatschappij mij als persoon af, God kijkt verder dan de buitenkant en ziet hoe ik echt in elkaar zit.


Maar als ik deze psalm lees weet ik niet of ik dat zo’n geruststellende gedachte vindt. Er gaat behoorlijk dreigende taal vanuit. We zien God de rechter voor ons, die een oordeelsbeker, schuimend en bitter gekruid voor de zondaars uitgiet, als een giftige drank die ze tot op de bodem moeten leegdrinken. En, daar kan je naar raden, waar ze geheid aan onderdoor gaan. En we lezen over God die de trots van de zondaar zal breken, Hij zal verheffen, maar ook vernederen. In de grondtekst lezen we over het beeld van een hoorn die van de goddeloze wordt afgehakt.

God is een God van liefde en bij Hem is genade, zeker, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid, maar Hij is ook een God van recht. In de bijbel zien we keer op keer dat Hij juist op komt voor de armen, de wezen en de weduwen. Voor de zwakken, die slachtoffer zijn van de mensen met macht. Hanna getuigt hiervan in haar gebed in 1 Samuel 2. Ze dankt dat God haar gezien heeft en haar een kind schenkt na al die jaren van getreiter door Peninna omdat ze geen kinderen kon krijgen.

Maar wie zijn dan die slachtoffers en wie zijn de daders in onze tijd, vraag ik mij dan af? Aan wiens kant staat God?

Door mijn werk in de gevangenis heb ik ontdekt dat dat niet altijd zo duidelijk is. Zwart is niet altijd zo zwart en wit niet altijd wit. Vaak gaat het daderschap hand in hand met jarenlang zelf slachtoffer geweest te zijn van, bijvoorbeeld van huiselijk geweld.

Nou herken ik mijzelf niet in juridische zin in het ‘daderschap’. Maar ik maak mij wel degelijk zorgen over de vraag wat mijn verantwoordelijkheid is ten opzichte van de schepping. De zorgelijke berichten rondom klimaatverandering stapelen zich op. En de gevolgen zijn groot, met name voor de veel armere mensen aan de andere kant van de wereld. Zal God mij als rijke westerling t.z.t. om verantwoording vragen? En, als het gaat om de vele vluchtelingen die op stoelen slapen omdat de azc’s overvol zijn… Zal hij mij vragen wat ik voor hen heb gedaan terwijl ik een kamer over had in mijn huis? Aan welke kant sta ik eigenlijk als God komt om te oordelen?

Als het gaat om deze vragen dan wanen we ons in onze christelijke gemeenschappen meestal wel veilig. We hoeven het toch niet zelf te verdienen? We leven toch van genade?
Dat is natuurlijk waar, maar laten we ons voor dit moment nou niet te snel aan de goede kant zetten.
Wees niet hoogmoedig en niet trots, waarschuwt de psalmist, verhef jezelf niet. Trots en hoogmoed maken dat je jezelf overschat en beter acht dan de ander. Dat je meer bezig bent met zelfbehoud dan met wat goed is voor de ander. Er is altijd wel iemand die het minder goed doet dan jij als je je steeds met anderen vergelijkt. Dan breng je het er altijd nog wel goed vanaf.

In de bergrede prijst Jezus de mensen die nederig zijn en zachtmoedig. Als je nederig bent, dan heb je inzicht in jezelf. Je durft je eigen fouten onder ogen te zien en staat open voor de inzichten van anderen. Mensen die nederig zijn durven hun eigen bestaan eerlijk onder ogen te zien. Ten diepste erkennen zij dat ze God nodig hebben.;

Moeten we dan maar vol spanning en onzekerheid afwachten hoe God ons zal oordelen als Hij komt? Of we wel voldoende nederig zijn en zachtmoedig. Of we wel genoeg gedaan hebben voor de zwakken in de maatschappij?

Gelukkig begint deze psalm met het vertrouwen dat de Naam van de Heer ons nabij is. In deze tijd, op weg naar Pasen denken we eraan dat God ons zó nabij is geworden, dat Hij mens is geworden en de weg van het lijden is gegaan voor ons. Jezus bad tot drie keer toe tot de Vader in de hof van Getsemane, Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik wil, maar zoals u het wilt. (Mat. 26:39-44) Het was een vreselijke beker, maar Hij heeft de beker van Gods oordeel helemaal leeggedronken, tot de laatste druppel aan toe.

Hij die zelf zachtmoedig was en nederig van hart, is gekomen om het oordeel dat wij verdienden op zich te nemen. Wat een geweldige genade is dat en wat een geruststelling ook, dat we er daarom op mogen vertrouwen dat die beker aan ons voorbij zal gaan.

Maar het ontslaat ons nooit van de verantwoordelijkheid om Hem na te volgen op de weg van zelfverloochening. Genade zonder navolging is goedkope genade. Zelfverloochening is zoals Bonhoeffer zegt: Alleen Christus kennen en niet meer jezelf. Het houdt in dat je alleen op Hem let, die voorop gaat en dat je niet meer let op de zware weg. Wie zichzelf verloochent, zegt: Hij gaat voorop, houd je aan Hem vast. Wanneer we ons bij Hem aansluiten zal dat ook in ons karakter en in onze handel en wandel zichtbaar worden. Tot eer van God.

Only God can judge me… Is dat een geruststellende gedachte? Niet zonder meer, maar als we eerlijk naar onszelf durven kijken en ons echt afhankelijk weten van God’s genade, ja, dan wel.