Zittend op het balkon van ons vakantieadres in Kroatië, gebeurt het elk jaar wel weer een keer: ik raak verwonderd bij het zien van de enorme handgebeitelde natuurstenen die samen een sierlijke grote boog vormen. De stenen lijken te zweven in de lucht, maar de boog is zo vakkundig gestructureerd en in elkaar gezet dat de stenen elkaar vasthouden en dragen. De middelste steen is het grootst, en die speelt als sluitsteen ook de belangrijkste rol in de stabiliteit van de boog.
In Juda was er een geestelijke sluitsteen, maar deze was in de 6e eeuw voor Christus helaas hardhandig weggehaald door de Babyloniërs. De stabiliteit van het geloofsleven was volledig weg na de val van het koninkrijk Juda en de verwoesting van Jeruzalem. De koning en de tempel waren vaste ijkpunten waaraan men de hoop op veiligheid en voorspoed ontleende. Maar met het wegvallen van deze ijkpunten, raakte men veel stabiliteit kwijt, en was de wereld ineens een stuk minder gestructureerd en voorspelbaar.
Het drama van het failliete koningshuis van David wordt uitgepakt in Psalm 89. Dat dieptepunt zijn we inmiddels voorbij. De gelovige zoektocht gaat verder. De daadwerkelijke regering van God wordt niet meer in vraag gesteld. Wat er echter wel gevraagd wordt, is of de wereld, waarin wij leven en waarover God regeert, wel rechtvaardig geordend is. Want Gods afgedwaalde volk is misschien terecht gestraft, maar die Babyloniërs die Juda hebben overwonnen lijken nog veel erger. Het kwaad kan nog steeds ongestraft zijn gang gaan. Dit is precies de kwestie waar Psalm 92 mee worstelt: het grote verschil tussen de rechtvaardigen en de wettelozen.
Toch is de toon hoopvol. De dichter prijst de Heer. Niet omdat de tegenslagen en beproevingen verdwenen zijn, maar omdat hij nieuwe houvast en samenhang heeft gevonden. Een sluitsteen die de boog van het leven draagt, namelijk God, de Heer, die verheven is voor eeuwig, zoals je leest in vers 9.
Deze verheven God is voortdurend scheppend aanwezig. We lezen over morgen en nacht, over het werk van Gods handen, over een stier, over olie, over een palm en een ceder. Door deze woorden, beelden en zinsneden verwijst de dichter naar de schepping. En door dat, met name in vers 5 en 6, in de tegenwoordige tijd te zetten, wordt dit een lofprijzing op Gods nog immer voortdurende scheppingswerk.
De gedachte aan de schepping dringt zich nog meer op door het terugkerende getal 7. Doorheen de tekst zie je het op veel verschillende manieren terugkomen:
In Juda was er een geestelijke sluitsteen, maar deze was in de 6e eeuw voor Christus helaas hardhandig weggehaald door de Babyloniërs. De stabiliteit van het geloofsleven was volledig weg na de val van het koninkrijk Juda en de verwoesting van Jeruzalem. De koning en de tempel waren vaste ijkpunten waaraan men de hoop op veiligheid en voorspoed ontleende. Maar met het wegvallen van deze ijkpunten, raakte men veel stabiliteit kwijt, en was de wereld ineens een stuk minder gestructureerd en voorspelbaar.
Het drama van het failliete koningshuis van David wordt uitgepakt in Psalm 89. Dat dieptepunt zijn we inmiddels voorbij. De gelovige zoektocht gaat verder. De daadwerkelijke regering van God wordt niet meer in vraag gesteld. Wat er echter wel gevraagd wordt, is of de wereld, waarin wij leven en waarover God regeert, wel rechtvaardig geordend is. Want Gods afgedwaalde volk is misschien terecht gestraft, maar die Babyloniërs die Juda hebben overwonnen lijken nog veel erger. Het kwaad kan nog steeds ongestraft zijn gang gaan. Dit is precies de kwestie waar Psalm 92 mee worstelt: het grote verschil tussen de rechtvaardigen en de wettelozen.
Toch is de toon hoopvol. De dichter prijst de Heer. Niet omdat de tegenslagen en beproevingen verdwenen zijn, maar omdat hij nieuwe houvast en samenhang heeft gevonden. Een sluitsteen die de boog van het leven draagt, namelijk God, de Heer, die verheven is voor eeuwig, zoals je leest in vers 9.
Deze verheven God is voortdurend scheppend aanwezig. We lezen over morgen en nacht, over het werk van Gods handen, over een stier, over olie, over een palm en een ceder. Door deze woorden, beelden en zinsneden verwijst de dichter naar de schepping. En door dat, met name in vers 5 en 6, in de tegenwoordige tijd te zetten, wordt dit een lofprijzing op Gods nog immer voortdurende scheppingswerk.
De gedachte aan de schepping dringt zich nog meer op door het terugkerende getal 7. Doorheen de tekst zie je het op veel verschillende manieren terugkomen:
- Na het opschrift lees je zeven verzen voor het centrale negende vers, en na dat centrum volgen er opnieuw zeven.
- Op zeven manieren wordt er gesproken over wie de Heer is en wat hij doet,
- op zeven manieren wordt er gesproken over dwazen en kwaadwilligen,
- én op zeven manieren over de rechtvaardige.
- En bovenaan de psalm staat dat je hem moet lezen op de sabbat, de zevende dag.
De orde van de psalm is opvallend. Zowel op versniveau, als op versregelniveau, als op woordniveau is vers negen het overduidelijke middelpunt van de psalm. Het aantal verzen, versregels en woorden voorafgaand aan vers 9 is precies gelijk aan het aantal wat er op volgt. Vers 9 is de sluitsteen van deze Psalm.
“U, Heer, bent eeuwig verheven”
Dat er tegen de achtergrond van die worsteling met wanorde en chaos in Psalm 92 een supergestructureerd gedicht wordt gepresenteerd is al veelzeggend. Nog krachtiger is de inhoudelijke boodschap: Hoe slécht de tempel er ook aan toe is, en hoe vér de koning ook is weggevoerd, de Heer is eeuwig verheven. Niemand kan Hem het zwijgen opleggen. Hij sprak het eerste woord. En hij spreekt noch altijd voort. Hij is nog steeds scheppend aanwezig. En terwijl de dichter dat bedenkt, groeit de overtuiging dat verlossing en recht in aantocht zijn. Want God heeft ook het laatste woord.
Daarom is de sabbat ook zo’n geschikte dag voor deze psalm. Een dag om Gods grote daden te gedenken, in de schepping en in de verlossing. En tegelijk een voorsmaak van de eeuwige rust die we nog in het vooruitzicht hebben.
De orde van de psalm is opvallend. Zowel op versniveau, als op versregelniveau, als op woordniveau is vers negen het overduidelijke middelpunt van de psalm. Het aantal verzen, versregels en woorden voorafgaand aan vers 9 is precies gelijk aan het aantal wat er op volgt. Vers 9 is de sluitsteen van deze Psalm.
“U, Heer, bent eeuwig verheven”
Dat er tegen de achtergrond van die worsteling met wanorde en chaos in Psalm 92 een supergestructureerd gedicht wordt gepresenteerd is al veelzeggend. Nog krachtiger is de inhoudelijke boodschap: Hoe slécht de tempel er ook aan toe is, en hoe vér de koning ook is weggevoerd, de Heer is eeuwig verheven. Niemand kan Hem het zwijgen opleggen. Hij sprak het eerste woord. En hij spreekt noch altijd voort. Hij is nog steeds scheppend aanwezig. En terwijl de dichter dat bedenkt, groeit de overtuiging dat verlossing en recht in aantocht zijn. Want God heeft ook het laatste woord.
Daarom is de sabbat ook zo’n geschikte dag voor deze psalm. Een dag om Gods grote daden te gedenken, in de schepping en in de verlossing. En tegelijk een voorsmaak van de eeuwige rust die we nog in het vooruitzicht hebben.