“Hoeveel vinkjes heb jij?”

Het is in korte tijd een gevleugelde uitdrukking geworden, dankzij alle reuring rondom het nieuwste boek van Joris Luyendijk.
In dit boek, met de titel ‘Zeven vinkjes’, problematiseert Joris Luyendijk dat er in ons land standaarden gehanteerd worden die voor slechts 3% van de mensen gemeengoed zijn.
Deze mensen, de zogenaamde zeven-vinkers, hebben volgens Luyendijk vaak geen flauw idee hoe geprivilegieerd ze zijn:


1. als witte
2. heteroseksuele
3. mannen
4. uit een hoogopgeleid
5. autochtoon nest,
6. met een VWO diploma
7. en een Universitaire studie.

Omdat hún huidskleur, afkomst, taalvaardigheid en culturele opvoeding stilzwijgend als de normen worden beschouwd, kunnen deze mannen niet gediscrimineerd worden.
Omdat ze in alle aspecten van hun leven aan de standaard voldoen, zitten ze op de snelweg naar succes, met mijlen voorsprong op mensen met minder vinkjes.

Luyendijk was hier zelf lange tijd blind voor.
Maar nu kan hij zien, en wil hij met zijn boek er aan bijdragen dat ook anderen zich bewust worden van dit oneerlijke mechanisme in onze maatschappij.
Niet zozeer uit jaloezie ten opzichte van die zeven-vinkers, want Luyendijk is er zelf ook één, maar met het oog op sociale rechtvaardigheid:
want grote groepen mensen in ons land liggen vanaf de wieg al op achterstand, zonder dat ze dit ergens aan verdiend hebben.
En daarom schreef hij zijn ‘vinkjes-boek’, om mensen bewust te maken van hun privileges.

Ook de psalmist probeert mensen bewust te maken van hun privileges.
‘Vergeet niet één van zijn weldaden’, zegt hij. En dan doelt hij op de weldaden van de Heer, die ons vergeeft, geneest, redt, kroont met eer en overlaadt met schoonheid en geluk.
Je loopt het gevaar om dat als vanzelfsprekend te gaan beschouwen.
Maar vergeet niet, zegt de psalmist, dat het geen zaken zijn waarvoor je jezelf op de borst kan kloppen.
Het zijn geen verdiensten, maar privileges. Het wordt je gegeven. Het is genade.

Genade is het kernidee van deze psalm.
Op meerdere manieren wordt de genade van God beschreven en bezongen.
Helemaal in het midden van de psalm lezen we in vers 12 hoe de Heer onze zonden ver van ons heeft verwijderd – zo ver als het oosten is van het westen!
Dat het even helder mag zijn, dat wij niet met zelfgenoegzaamheid naar ons comfortabele leven dienen te kijken, of onszelf op de borst kunnen kloppen naar aanleiding van onze verdiensten.
Nee, we hebben ons gezegende leven te danken aan niets anders dan de genade van de Heer.

En omdat niet te vergeten is het zaak om die weldaden te gedenken.
Om ze één voor één te benoemen.

Om onszelf te herinneren aan alles wat we gekregen hebben, en ons vervolgens in dankbaarheid uit te strekken naar onze liefdevolle God,
die ons in zijn genade elke keer weer nieuwe kansen geeft.
Én om met alles wat in ons is, in klinkende lofprijzing te zingen over de grote daden van deze God.

Psalm 103 nodigt ons uit om alle registers open te trekken.
Om niets achter te houden.
Alles en iedereen moet meedoen in de lofprijzing voor Hem.
Toch begint en eindigt de psalm met: “Prijs de Heer, mijn ziel.”
Alsof er samen met die lofprijzing ook van ons innerlijk iets gevraagd wordt.
Misschien is dat zelfreflectie?

Er is een ander lied, waarin zelfreflectie en uitbundige lofprijzing heel goed samen blijken te kunnen gaan, namelijk het lied ‘Amazing Grace’, van John Newton.
John Newton moest in zijn jeugd weinig van het geloof hebben, en heeft later onder andere in de slavenhandel gewerkt.
Tot hij, nadat hij een zeestorm op een schip had overleefd, tot bekering kwam, priester werd, en zich ging inzetten voor het afschaffen van de slavernij.
Alsof hij ook een boek over vinkjes had gelezen.
In zijn lied merk je in ieder geval dat hij op zichzelf reflecteerde en op alles wat hij aan privileges en genade had ontvangen.

Toch is het ook een lied van uitbundige lofprijzing.
Als ik aan het lied denk, hoor ik in gedachten het dwingende geluid van de doedelzakken die deze klassieker begeleiden.
Misschien heb je het wel eens gehoord, in een film of bij een uitvaart.
De melodie is indringend en meeslepend, je kán hem niet negeren.

En de boodschap van het lied is dezelfde als van psalm 103:
al onze vinkjes, al onze privileges, al onze zegeningen,
hebben we niet aan onze eigen inspanningen te danken.
Nee, het is genade. Genade, zo oneindig groot…

…dat ik die ‘t niet verdien
het leven vond want ik was dood
en blind maar nu kan ‘k zien.