Ps. 136, 16-6-2022
Ik denk dat ik een jaar of 10 was. Ik logeerde bij een gezin waar, net als bij ons thuis, na de warme maaltijd, de Bijbel van -toen nog – de schoorsteen werd gepakt en er een hoofdstuk uit voorgelezen werd. Dat gebeurde cursorisch, dat wil zeggen, van Genesis tot Openbaring, steeds een hoofdstuk. Die dag was Psalm 136 aan de beurt. Ik herinner me hoe de vader van het gezin na een keer of zes ‘eeuwig duurt zijn trouw’ (of zoals het toen in de NBG51 luidde ‘want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid’ – gelezen had, een stilte liet vallen, met zijn ogen langs de tekst ging en zei: ‘Nou, dat weten we nu wel, ik lees verder door zonder dit steeds te herhalen.’
Je kunt je er misschien wel iets bij voorstellen, zeker met vier jonge kinderen aan tafel. Toch denk ik dat juist hierdoor de wezenlijke betekenis van deze Psalm verloren ging. Alles draait hier om de altijd durende trouw van God, die niet alleen de Psalm draagt, maar het hele leven. Die herhaling heeft daarom een essentiële functie. Zoals een commentaar schrijft: ‘De herhaling vertelt ons dat er iets is dat blijft, door alles heen, door wel en wee, door hoogten en laagten, door beproevingen en overwinningen. Er is iets sterker dan de tijd, dan de ruimte, eerder dan de schepping en meer volkomen en duurzamer dan de geschiedenis.’ Dat is de trouw van God en die kun je dus niet genoeg benoemen. Of bezingen. In Ezra 3:11 blijkt dat het hier om een beurtzang ging: mogelijk dat de priester of priesters telkens de ene regel zongen en het volk dan antwoordde met ‘eeuwig duurt zijn trouw’. We lezen een paar keer hoe het bij verschillende gelegenheden gezongen wordt: bij de inwijding van de tempel van Salomo (2 Kron. 7:3, 6), bij de strijd van koning Josafat tegen de Moabieten en de Ammonieten (2 Kron. 20:21), in Jer. 33:11 als een belofte dat het weer klinken zal na de ballingschap in de nieuwe tempel en het al genoemde Ezra 3 bij het leggen van de fundamenten van die nieuwe tempel na de ballingschap. Het is kortom een lied dat meegaat door de geschiedenis onder de naam het groot hallel (de grote lofzang) en onder andere wordt gezongen bij de drie grote feesten Pasen, Pinksteren en Loofhutten en bij de herdenking van de tempelwijding.
Een lied dus dat al bijna 3000 jaar gezongen wordt door Israël en ruim 2000 jaar door de christelijke gemeente. Betekent dit dan dat we het ‘nu wel weten’? Ik vermoed het niet. Sterker: ik denk dat we het nodig hebben, nog altijd, om dit refrein steeds weer te horen en te herhalen, om zo steeds dieper te ontdekken en van binnen te verankeren in ons hart, dat ons hele leven en ons hele bestaan, individueel, als kerk en als schepping, hangt aan de trouw van God, die altijd duurt. Wat dat betreft weet God van geen ophouden. Letterlijk niet, zoals nota bene Klaagliederen het zegt: ‘…zijn barmhartigheden houden niet op, elke morgen zijn zij nieuw.’ En dan volgt: ‘Groot is uw trouw!’ (Kl. 3:22-23, NBG51). Zelfs als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw, schrijft Paulus aan Timoteüs (2 Tim. 2:13). Ik daag je uit om vandaag Ps. 136 nog minstens één keer in z’n geheel te lezen, met alle herhaling erop en eraan. Desnoods in beurtlezing: de een noemt Gods daden, de ander benoemt steeds zijn trouw. En zo samen Hem loven, 26 keer. Want, zoals de 6e eeuwse monnik Cassiodorus zei: ‘Zijn daden noemen is Hem loven.’