Psalm 145, 27-6-2022

Je kunt rustig zeggen dat aanbidding populair is vandaag de dag, in elk geval in evangelisch-charismatische kring en dus ook in veel van onze gemeenten. Er is zelfs sprake van een ‘aanbiddingscultuur’, in het Engels aangeduid als ‘global praise worship’. In sommige kringen spreekt men zelfs van hot worship: al googelend vond ik een filmpje ‘2 Hours Nonstop Hot Praise And Worship Songs of All Time’ en ook een 3 CD Set getiteld ‘Seriously Hot Worship - 50 of Today's Hottest Worship Songs’. Zogenaamde ‘aanbiddingshitlijsten’ kun je over heel internet vinden. Recent trouwens ook nog een top tien van ‘de meest geliefde gezongen Psalmen’.


Zou je de Psalmen ook een ‘aanbiddingscultuur’ kunnen noemen? Ik denk het wel, al zijn er aanzienlijke verschillen. De belangrijksten zijn mijns inziens dat de Psalmen zo breed zijn dat ze het hele leven omvatten en zo diep dat ze stem geven aan de hoogste vreugden en de diepste noden van een mensenleven. Het is fascinerend om je te realiseren dat de Hebreeuwse naam van het Psalmenboek tehillim luidt, wat lofprijzingen betekent, terwijl het boek naast danken en prijzen, ook vol staat met roepen, schreeuwen en klagen. Blijkbaar valt dat ook onder het komen voor Gods aangezicht.
Fascinerend is ook dat dit de eerste en enige Psalm is die in het opschrift tehillah heet, een loflied. Dat vinden we nergens anders. Als er dus één loflied is, dan is het Ps. 145. Misschien mag je wel zeggen: het loflied der lofliederen. Augustinus zegt over deze Psalm: ‘De Geest bezielt de Psalmist om God op passende wijze te loven. God zingt hier zijn eigen lof.’ Geen verrassing dus dat ook deze Psalm een acrostichon is, die het hele alfabet laat uitrukken om Gods lof te zingen. Daar kan en mag geen letter bij ontbreken. En daar mag ook niets en niemand bij ontbreken. Maar liefst zeventien keer gaat het over al, alle, alles of allen (al zijn ze niet allemaal in onze vertaling behouden gebleven). En let ook op de inclusio, het begin en het einde van de Psalm; die gaat over het prijzen van God tot in eeuwigheid, letterlijk ‘voor eeuwig en altijd’. Een uitdrukking die maar zeven keer voorkomt in de Bijbel, waarvan drie keer in deze Psalm. De Psalm maakt zo op diverse manieren duidelijk dat we God met allen, in alles en om alles mogen loven. De hele tijd en de volle ruimte, met alle generaties (4) en met ieder levend wezen (21).

Dat de lofprijzing onbegrensd is komt omdat Gods grootheid onbegrensd is en zonder einde. In het loven kun je dus nooit overdrijven; eigenlijk blijf je altijd onder de maat. Gaandeweg de Psalm zie je hoe Gods grootheid samenvalt met zijn goedheid. God is zo groot als Hij goed is en Hij is zo goed als Hij groot is. In het hart van de Psalm vinden we in vers 8 en 9 de grote eigenschappen van God als een citaat opgesomd: genadig, liefdevol, geduldig, trouw, goed, ontfermend. Het is de bekende karakteristiek uit Exodus 34, die wel de grondtoon van het Oud-Testamentisch Evangelie wordt genoemd. Daarbij versterken zijn majesteit en glorie en zijn genade en ontferming elkaar: Hij die alle dingen regeert, zorgt voor het kleine; Hij die alles in stand houdt, richt het gebogene op (14). Ja, de Heer is voor 'allen' goed, maar in het bijzonder voor 'allen, die vallen' (14), 'allen, die hoopvol naar Hem uitzien' (15) en 'allen, die die Hem roepen in vast vertrouwen' (18).
In Psalm 145 zien we hoe de ‘aanbiddingscultuur’ van de Psalmen geworteld is in het karakter van God, die aanwezig is in heel de schepping en in heel de geschiedenis. Denk ook terug aan Psalm 136. Schepping én geschiedenis getuigen van zijn eeuwig durende trouw. Ook in ons persoonlijk leven. Zo vormt Psalm 145 de ouverture tot het slot van het Psalmboek. Hierna volgen nog de vijf zogenaamde ‘Halleluja-Psalmen’ 146-150. De lofzang wordt de komende dagen steeds hoger van toon, totdat ‘alles wat adem heeft’ (Ps. 150:6) de Heer zal loven. Voor eeuwig en altijd. Halleluja!