Psalm 104

Veel mensen ervaren God in de natuur. Ik hoor dan ook geregeld zeggen dat de schepping een bewijs is voor Gods bestaan. Toch ken ik ook minstens zoveel mensen die dat bepaald niet zo zien. Kijken die dan niet goed? Leer je door de natuur God kennen? Of begint het misschien met geloof in God en leer je daardoor anders naar de schepping te kijken?


Psalm 104 begint vanuit geloof in God, met een oproep: prijs de Heer mijn ziel.

Vanuit die oproep worden dan beelden geschetst van Gods handelen in de schepping. Het zijn beelden die aansluiten bij Genesis 1. Het gaat over licht, over het uitspansel, over de wateren van oervloed die hun plaats krijgen toegewezen. Het gaat over zon en maan die de tijd aangeven. Het gaat over de volheid van de aarde. Maar let op: de Psalm spreekt niet alleen in de voltooide tijd, als een eenmaal afgerond gebeuren. Steeds weer wordt de lijn doorgetrokken naar het hier en nu. Steeds weer worden we gewezen op Gods blijvende betrokkenheid bij de schepping.

Want het water is niet alleen op zijn plaats gezet, maar het komt nu terug als bronnen, als regen. Water dat de aarde vruchtbaar maakt, dat dier en mens voedsel en vreugde geeft, dat zorgt voor veilige schuilplaatsen.

De afwisseling van dag en nacht geeft ook vandaag nog ritme en ruimte aan de nachtdieren die voedsel vergaren, aan de mens die overdag aan het werk gaat.

De volheid van de schepping, van de aarde en de zee, blijft tenslotte afhankelijk van Gods doorlopende zorg. Als God zich niet meer met zijn schepping zou bemoeien, dan gaat het leven te gronde, wordt het tot stof.

Het is niet zo dat de Psalmist naar de schepping kijkt en daaruit ziet hoe God is. Het is juist omgekeerd: de Psalmist vertrouwt op God en leert zo hoe we naar de schepping mogen kijken. Als we God leren kennen, gaan we steeds meer beseffen dat Zijn doorlopende betrokkenheid bij de hele schepping, niet alleen bij ons mensen, essentieel is voor haar voortbestaan.

Daarbij gaat het niet alleen om water en voedsel. Die betrokkenheid gaat veel dieper. Laten we nog maar eens goed kijken naar vers 29 en 30, die de afsluiting zijn van de schets van de schepping:

Verbergt u uw gelaat, dan zijn alle levende wezens verschrikt,
neemt u hun adem weg, dan sterven zij, en keren terug tot stof.
Zendt u uw adem, uw Geest, dan worden ze geschapen,
en vernieuwt u het gelaat van de aarde.

Horen we hier al niet iets van de verschrikking van de duisternis op Golgotha? Voelen we hier al niet iets van de vreugde van het nieuwe begin op de vroege Paasmorgen? Natuurlijk, het is geen directe verwijzing naar Jezus’ kruisdood en opstanding. Maar de Psalmist ziet al heel duidelijk dat het Gods ingrijpen is dat ons herschept, nieuw leven geeft.

Daarmee valt het laatste vers over zondaars en onrechtvaardigen denk ik ook op zijn plek. Zo worden we herschapen, zo vernieuwt God het aangezicht van de aarde. Alle zonden weg, geen slechtheid meer. Geen doelloosheid meer. En zo eindigt Psalm 104 dan met dezelfde oproep waarmee hij begon. Prijs de Heer mijn ziel. Halleluja!