Psalm 113 lezen

De film ‘God on Trial’ uit 2008, die een nacht in het concentratiekamp Auswitz beschrijft, waarin de Joodse gevangenen in een rechtszaak God ter verantwoording roepen, wordt omlijst door het bezoek van een groep hedendaagse belangstellenden aan het kamp. Onder deze bezoekers is ook een overlevende. Als een van de bezoeksters zich de vraag stelt wat toch de zin is van al de verschrikkingen van dat kamp, zegt hij: ‘we are still here.’ We zijn er nog altijd.


Deze psalm is de eerste van de serie Hallel psalmen, die altijd worden gezongen bij het Joodse Pesachmaal. Hallel betekent: lofprijs. Tijdens de sedermaaltijd wordt verteld hoe Jahweh het volk Israël heeft gered uit de slavernij in Egypte. Maar het is niet alleen een herinneringsceremonie. Elke Jood, die aan de sedermaaltijd zit, viert dat hij of zij persoonlijk uit Egypte is verlost. De maaltijd wordt traditioneel ingeleid met de woorden: Met onze vaderen verloste God ook ons. Daarom zij wij verplicht te danken, te loven, te prijzen, te eren, te verheffen, te verheerlijken, te zegenen, te verhogen, te roemen, Hem die aan onze vaderen en aan ons al deze wondertekenen deed en ons liet uittrekken uit de slavendienst naar de vrijheid, uit de duisternis naar het grote licht, uit de smart naar de vreugde, uit de rouw naar de feestdag, uit het diensthuis naar de verlossing. Wij zeggen daarom; Hallelujah, Jahweh is geloofd en geprezen.

Deze psalm klinkt voor de maaltijd en begint met de oproep om Jahweh te prijzen. Dat betekent niet zozeer juichen, zijn naam bewieroken, zoals in een voetbalstadion, maar vooral naleven wat God heeft gedaan, dus leven als een bevrijd mens. Gods daden in volle omvang vieren. In tijden van verdrukking en vervolging de moed niet opgeven. Als je gevangengezet wordt, innerlijk vrij zijn. Er is geen plaats, geen omstandigheid, zo zegt vers 3 van deze psalm, die niet geschikt is om God te prijzen!

Waarom? Omdat Jahweh, die hoog verheven is boven alle volken, voor wie de grootste machthebbers uiteindelijk helemaal niets voorstellen, zich buigt naar de allerlaagste. Zo gaat psalm 113 over het volk dat in de diepste ellende leefde in slavernij, en net zo goed over het volk, dat in concentratiekampen werd veracht, gemarteld en vermoord. Het volk Israël, dat tot op de dag van vandaag wordt gehaat en vervolgd, en geen plaats in deze wereld wordt gegund.

Welke machthebber ook maar bedenkt dat kleine volk uit te kunnen roeien, hij of zij zal worden geconfronteerd met de realiteit, dat de vrouwen van Israël moeders zullen zijn en kinderen zullen baren. Ondanks de moeders in Egypte, die gedwongen werden hun zonen te vermoorden, en ondanks de vrouwen en kinderen, die in concentratiekampen aan hun einde kwamen. Zelfs Hitler lukte het niet om het volk uit te roeien. Jahweh is de God, die zijn mensen opraapt uit de vuilnisbelt, om hen een ereplaats te geven.

En voor ons gaat psalm 113 ook over die ene Jood, die in Bethlehem werd geboren, die door de toenmalige machthebbers werd vernederd, verworpen en gekruisigd. Die, zoals Jesaja 53 zegt, om onze overtredingen werd doorboord, om onze ongerechtigheden werd verbrijzeld en wiens striemen ons genezing is geworden. Zijn opstanding en hemelvaart zijn de verhoging van de verworpene bij uitstek geworden.

Zo eindigt de psalm, met het beeld van de moeder, die zonen krijgt. Zo kreeg die ene vrouw in Israël haar zoon. En door Hem, Jezus Christus, is er voor alle volkeren toekomst, ook voor het volk dat nu wordt bedreigd met uitroeiing: de Oekraïners. Maar niet zonder dat dat ene volk, Israël. Het is van het grootste belang dat de kerk van Christus weet: het is de volkeren tot zegen als door het volk Israël tegen alles in kan worden gezegd: we are still here. We zijn er nog. Wij mogen met dat volk Jahweh loven: Hallelujah!