Lees Psalm 108.

Iemand zei eens: ‘Er zijn twee soorten mensen. De één wordt wakker en zegt: ‘Goede-morgen God,’ de ander zucht: ‘Goeie God, ‘t is weer mórgen!’’ Het is waardevol om elke dag samen met God te beginnen. Ook David deed dat. We zien het in Psalm 5: ‘In de morgen, HEER, hoort U mijn stem, in de morgen wend ik mij tot U en wacht’. Uit Psalm 3 en 4 blijkt dat hij ’s avonds opnieuw God zocht, vóór hij gerust in slaap viel: ‘Ik ga liggen, val in slaap en word wakker – de HEER beschermt mij’. Ook Psalm 108 opent met die gerustheid: ‘Mijn hart is gerust, o God.’ En zodra hij wakker is, zingt David de morgen wakker!


Als je bij het lezen dacht: ‘Díe Psalm komt me bekend voor,’ dan klopt dat! De eerste helft is identiek aan Psalm 57:8-12, de tweede helft komt uit Psalm 60:7-14. Psalm 108 is een soort medley; één die Gods aloude beloften – specifiek de landsbelofte – in een nieuwe situatie in herinnering roept.

Psalm 57 schreef David tijdens zijn vlucht voor Saul. Psalm 60 viert de overwinning die God hem schonk op Edomieten. Maar sindsdien is er veel gebeurd: Psalm 89 rouwt om de instorting van Davids koningshuis, wegens de zonden van volk en koningen. Psalm 106 noemt de ballingschap en smeekt de HEER om een terugkeer naar het eigen land. Gisteren opende Psalm 107 dit laatste Psalmboek – met díe terugkeer.

Psalm 107 benadrukt Gods trouw. Het volk had vele malen moeiten doorstaan. Maar: Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER – Hij heeft hen gered uit vele gevaren. Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht. Dit patroon in Israëls geschiedenis voedt het volk ook nú, in de chaos van de wederopbouw, met Hoop!

Spurgeon noemde Psalm 108 ‘het morgenlied van de strijder’. Nehemia beschrijft hoe de bouwlieden met het zwaard op de heup de muren van Jeruzalem weer opbouwen. Hoe bouw je een land weer op, uit de puinhopen? Wie zal het volk bijstaan, déze keer tegen de spottende Samaritanen? ‘Bent U het niet, God, U die ons verstoten had?’ Gods claim op het héle land geldt immers nog steeds, ook ná de ballingschap!

Davids gebeden van tóen, geven taal aan de nood van nú. ‘Sta ons bij tegen de vijand, de hulp van mensen is vergeefs. Met God zullen wij triomferen, Hij zal onze vijanden ver-trappen.’ Zo klinkt opnieuw Davids lied – héél letterlijk ‘onder de volken’. Ook tussen de puinhopen wordt Gods hemelhoge liefde en trouw geprezen. Juist dáár wordt weer gebeden: ‘Verhef u boven de hemelen, God, laat uw glorie heel de aarde vervullen.’
En die zelfopenbaring van God zal komen door concrete dáden van bevrijding voor zijn geliefde volk – het volk dat Hij had ‘verstoten’ (vers 12), maar opnieuw zal ‘leiden’ en ‘aanvoeren’! God laat zijn geliefde Israël niet los. Ook na de gruwelen van de Sjoa, de Holocaust, keerde een ‘rest’ terug naar het land – om de puinhopen te herstellen.

Dit strijdbare lied doet niet alsof het leven van de gelovige en zijn gemeenschap alleen maar van overwinning naar overwinning zweeft. Het staat met twee voeten in de klei van de harde realiteit waarin ook wíj staan, en die we op het journaal zien. Ook in Oekraïne is de vrede nog ver weg – maar eens zal ook dáár uit de puinhopen opnieuw gebouwd worden.

Maar misschien mag ik het nog persoonlijker maken. Beweeg jóuw geloofsleven zich van de ene overwinning naar de andere? Want … dat van mij niet! Op dit moment ben ik herstellend van een burn-out; een weg met pieken en dalen. Wellicht heb jíj je eigen moeiten, door ziekte, conflict of andere worstelingen. Je ziet de puinhopen, het stof, de scherven. Hoe moet je dáár weer iets uit opbouwen? ‘Met God zullen wij triomferen.’

Ik moest denken aan Romeinen 8, waar Paulus schrijft over zuchten en lijden dat óók christenen beleven! Er is zwakheid, waarin de Geest ons te hulp komt; er is tegenspoed, ellende, vervolging, ziekte, honger, gevaar – ‘Maar in dit álles, … in dit alles, zegevieren wij glansrijk dankzij Hem die ons zijn liefde heeft bewezen.’ Ik wens je toe dat je dát vast mag houden. ‘Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust.’