Psalm 119:81-112
Misschien ken je het lied wel ‘Wat hou ik van uw huis’ naar Psalm 84 over het mooie van Gods huis, de tempel, en de pelgrimsreis daar naar toe. Bij Psalm 119 kan je wel een lied maken met de titel ‘Wat hou ik van uw woord’ of ‘Wat hou ik van uw wet’. Het woord van God, in dit concrete geval de wet –de Torah-, staat centraal in deze Psalm. In 176 verzen lang wordt de schoonheid van Gods woord bezongen. In 22 blokjes van 8 verzen, telkens beginnend met een letter van het Hebreeuwse alfabet wordt de liefde voor Gods woord bezongen.
In de verzen van vandaag, vers 81 tot 112, komt deze liefde voor de Torah in verschillende woorden tot uitdrukking. De eerste keer dat ik deze verzen voor mijzelf las, duizelde het mij. Woord, wet of wetten, geboden, regels, voorschriften, richtlijnen. Er worden zes verschillende termen gebruikt om Gods wet aan te geven. En in elk van de tussenstukjes in deze Psalm komen deze woorden wel 6 tot 8 keer voor. Ik ben begonnen om elk woord een ander kleurtje te geven om zo wat inzicht te krijgen en het visueel te maken in mijn eigen Bijbel.
Elk van de zes woorden geeft een iets andere blik, een andere invalshoek, op de wet, op het woord van God. Alsof je een diamant steeds van een andere kant bekijkt en elke keer weer opnieuw geniet van haar schoonheid.
In het gedeelte van vers 89 t/m 96 wordt het fundament van de wet benadrukt. Voor eeuwig staat het vast in de hemel wat daarmee ook resulteert in dat Gods trouw voor eeuwig vaststaat en doorgaat van generatie op generatie. Net zoals de aarde standhoudt, zo houdt Gods woord stand. En dat stevige fundament van Gods woord, wet, regels, geeft leven. Het zijn richtlijnen die inzicht geven.
Het gevaar om het woord fundament te gebruiken is dat het kan uitmonden in fundamentalisme. Een woord wat in elke religie een negatieve klank heeft. Een bijsmaak van bekrompenheid en fanatisme. Toch betekent liefde voor het woord van God en het woord van God als fundament in je leven te gebruiken niet dat je een fundamentalist bent. Het grote verschil zit ‘em denk ik hierin hoe je het woord van God in je leven gebruikt. Als je het ziet als fundament van je eigen leven, daar enthousiast over bent maar anderen wél in hun waarde kunt laten is daar niets mis mee. Als je het woord van God als fundament in je leven te pas en te onpas wilt opleggen aan anderen en hen wilt overtuigen van je eigen gelijk, dan wordt het fundamentalistisch.
Hoe mooi is dan een vers als vers 96 waarin we lezen dat ‘Aan alles, hoe volmaakt ook, zag ik een einde, maar uw gebod is grenzeloos ruim’. Uw gebod, uw woord, is grenzeloos ruim. Anders gezegd: het woord van God beperkt niet, maar geeft juist ruimte.
En deze ruimte maakt dat de Psalmist even later de bekende woorden uitspreekt ‘dat het woord van God is als een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’ – het schijnt in ons leven en geeft daarmee ruimte om te leven. Ja, zelfs om eeuwig te leven.
En deze lamp en dit licht zijn nodig om te leven, om in leven te blijven en om uiteindelijk een diepe vreugde te geven. Dat is waar het laatste blokje van 8 verzen over gaat. Gods woord schijnt in de duisternis van ons leven. Er is bemoediging en aansporing; het schuurt en dwingt tot nadenken; het verblijdt en voedt onze ziel. Met recht een woord waar ook wet, regels, voorschriften, gebod en richtlijnen op van toepassing zijn.
Houden van, liefde voor, is een emotie. Een emotie die je mag ervaren. Ervaren door jezelf keer op keer onder te dompelen in het woord van God. Het te lezen en te herlezen, te bestuderen en te bidden zodat je uiteindelijk ruimte en inzicht in je leven mag ervaren.
‘Uw richtlijnen zijn mijn eeuwig bezit, ze zijn de vreugde van mijn hart.’