Lees Psalm 119:65-76

Mijn dochter van negen zit sinds kort op voetbal. Na haar eerste wedstrijd kwam ze sip thuis. Verloren, met 13-2. Nu kán mijn dochter erg goed tegen haar verlies bij spelletjes: een week later verloren ze wéér, met 3-1 – en ze huppelde zingend naar huis. Het verschil? Dít was een mooie wedstrijd, die ze toevallig verloren; die eerste wedstrijd was een vernedering.

Ach, om vernederingen van dít soort kun je wel glimlachen. Maar wat als iemand je écht diep vernedert? Als iemand je publiekelijk beschuldigt van leugens, en je naam door het slijk haalt? Als je te maken krijgt met seksueel grensoverschrijdend gedrag op je werk? Of als een komiek tijdens de Oscar-uitreiking de vrouw van wie je houdt publiekelijk vernedert? Ik keur de mep die volgde niet goed, maar: waarom moet je als komiek scoren ten koste van anderen? Je kan toch grappen bedenken die je medemens níet naar beneden halen?
 
Vernedering. Het woord valt een aantal keer in dit gedeelte van Psalm 119. Te midden van alles wat er vol lof over Gods wetten en voorschriften en regels wordt geschreven, valt dat op. Is dit ineens een compleet ander thema? Ik denk het niet.
 
In vers 67 lees je: ‘Voor ik vernederd werd, tastte ik mis, nú houd ik mij aan uw woord.’ Er bestáát blijkbaar een soort vernedering die niet afbreekt, maar bijdraagt aan onze groei. De psalmist is, dóór een vernederende ervaring, tot dieper inzicht en grotere gehoorzaamheid gekomen. Blijk-baar ‘moest’ hij een bepaalde illusie over zichzelf kwijtraken, van een zelfgebouwd ‘voetstuk’ vallen – en daartoe ‘moest’ Gods Woord hem vernederen.
 
‘U bent goed en U doet goed, onderwijs mij in uw wetten,’ vervolgt hij. Vreemd genoeg smaakt het naar meer: ‘Ga maar door! Laat uw Woord mij zoveel vernederen als U nodig vindt, HEER, zolang dat mij maar brengt tot inzicht in wat U van mij vraagt.’ Het is een diep inzicht, dat één manier waarop God ons in zijn goede wetten onderwijst, door vernedering is. Daarom zegt vers 71: ‘Het was goed voor mij dat ik vernederd werd, zo leerde ik uw wetten kennen.’
 
Er is namelijk een subtiele sluipmoordenaar die ons voortdurend bedreigt. Vaak denken wíj bij ‘zonde’ aan specifieke, zichtbare daden – het liefst daden die we zelf níet begaan, zoals moord, overspel, diefstal of geweld. Maar in de Bijbel wordt één zonde meer dan alle andere genoemd, juist omdat het de wortel van de meeste ándere zonden is. Trots. Hoogmoed. Arrogantie. C.S. Lewis noemt het de ultieme ‘anti-God houding’.
 
Trots laat ons onze eigen weg kiezen. Hoogmoed fluistert ons in dat het écht niet nodig is om daarvoor elke dag Gods Thora te overpeinzen. Arrogantie vertelt ons dat je om goed te leven prima kunt koersen op je eigen gevoel voor wat goed is. (Misschien wel juist als je meent dat je dat Woord onderhand wel goed genoeg ként!) Maar dan tast je mis. Als Trots je blind maakt, kan alleen vernedering je weer laten zien. En de spannende vraag is: ben je bereid om jezelf te vernederen, … of moet God dat voor je doen?
Jakobus 4:6 zegt: ‘God keert zich tegen hoogmoedigen, maar nederigen schenkt Hij zijn genade.’ Vandaar ook de oproep in 4:8 – ‘Verneder u voor de Heer, dan zal Híj u verheffen.’
 
God háát onze Trots; want onze Trots háát God! Het is de ultieme ‘anti-God’ houding. Juist ook religieuze trots: als we stiekem bést content zijn met onze eigen vroomheid, en neerkijken op mensen die het er (in ónze ogen) minder goed vanaf brengen. Jezus vertelde over een Farizeeër en een tollenaar in de tempel. De Farizeeër zei: ‘Ik dank U dat ík niet ben zoals die anderen: ik houd me aan de geboden, ik geef keurig mijn tienden! Dank U dat ik níet zo ben als die tolle-naar daar.’ En de tollenaar? Die durft niet eens omhoog te kijken, maar slaat zich op de borst – als teken van spijt en berouw – en bidt: ‘God, wees mij, zondaar, genadig!’
 
Psalm 119, met al haar nadruk op Gods geboden en wetten en regels, is géén loflied op mense-lijke eigengerechtigheid; géén lofzang op godsdienstig wetticisme of arrogantie. Gods Woord wil ons nederig maken – het vernedert je hoogmoed en trots. En juist dát is een teken van Gods trouw. Je bent nooit te slecht voor zijn genade; maar denk óók nooit dat je er te goed voor bent! Vernedering kán leiden tot groei, tot dieper inzicht in jezelf en in Gods wil met je leven. Als Trots je blind maakt, kan alleen vernedering je de ogen openen. De spannende vraag is alleen: ben je bereid om jezelf te vernederen, … of moet God dat voor je doen?
 
Zelfs als Híj het moet doen, door zijn Woord, of door moeiten in je leven, dan is dat niet liefde-loos, maar juist een bewijs van trouw. In zijn trouw brengt Hij je waar je moet zijn. Laat dát je troosten. Sta open voor wat Hij je leert. Weet dat zijn liefde en trouw je óók in de vernedering niet zullen ontbreken. Lees nog eens het nederig gebed in vers 75-76:
 
       75  Ik weet het, HEER,
uw voorschriften zijn rechtvaardig,
en U vernederde mij in uw trouw.
       76  Moge uw liefde mij vertroosten,
zoals U aan uw dienaar hebt beloofd.